Last

Ik draag de last van de wereld op mijn schouders. Altijd al gedaan ook. De zorgen van anderen maak ik tot de mijne. Niet omdat ik me zo graag zorgen maak, maar omdat ik zo graag een wereld zou zien waar minder zorgen hoefden te zijn. Waar we een beetje liever zijn naar elkaar.

Als we situaties dichter naar ons toe halen hebben we meer compassie. Zijn we empathischer. Hebben we veel meer begrip.

Een groot deel van onze samenleving zoekt naar oplossingen voor problemen door een ander de schuld te geven. Het is de schuld van de buitenlanders dat onze kinderen geen huis kunnen krijgen. Hoe vaak hoor je dat niet?

Als je inzoomt op de situatie van één van die ‘buitenlanders’ komt er begrip. Tegelijk wordt die situatie tot een uitzondering bestempeld. Terwijl de meeste situaties erop lijken.

De groep wordt een getal en het getal heeft geen gezicht.

Hetzelfde geldt voor mensen met een uitkering. Iedereen wordt over dezelfde kam geschoren, maar uitzonderingen bevestigen de regel. Kijk naar de mens achter de situatie.

Die grote aantallen vormen een probleem met een dieper liggende maatschappelijke achtergrond. Een probleem dat ‘we’ niet kunnen oplossen. Denken we.

Veel leiders in ons land wíllen het niet, dat oplossen. Het is makkelijker om de zondebok aan te houden en de problemen door te schuiven. Probleem in een doos, strik erom en doorgeven aan de volgende generatie. Het gebeurt al jaren.

Ik draag de last van de wereld op mijn schouders. Maar het helpt niet. Het brengt mij geen steek verder. Het maakt dat ik te vaak mijn schaarse tijd en energie steek in zaken die ik niet kan veranderen. En toch blijf ik schrijven. Erover praten. In de hoop dat ergens iemand de boodschap hoort.

Onze problemen zijn niet de schuld van een andere groep mensen. We kunnen het niet oplossen met nog meer haat en geweld. Zelfs dénken met geweld lost niets op. Elkaar haat toeschuiven maakt de dingen er echt niet beter op.

Dus blijf ik proberen. Blijf ik schrijven. Blijf ik mezelf aansporen niet te denken in schuldigen. Uit te zoomen. De mens te zien, de unieke mens. Het goede in die mens.

Misschien red ik zo niet de wereld, maar ik red wel mijn blik erop. Soms is dat genoeg.

Ongemakkelijke waarheid

Vanmorgen liep ik mijn rondje met Lewis, er zat een stukje park in mijn route. Op de hoek  bij de vijver stond een man, jongen meer eigenlijk. Kleurtje (zou niet uit moeten maken, maar doet het in dit huidige politieke klimaat wel), rugzak, fiets. Weifelende houding, ogenschijnlijk zenuwachtig heen en weer lopend, vooral langslopende vrouwen iets te lang volgend met zijn ogen. Ik werd aangesproken door twee andere wandelaars (met hond), dat ik hier op dit moment niet alleen met de hond zou moeten lopen. 

Klaarlichte dag, jongeman, angst. Moest ik bang zijn? Geen idee, ík voelde geen dreiging, maar wat weet ik er nu van? Ik ben nogal naïef van aard, wil graag het goede zien in mensen. De politie werd toch maar gebeld, voor de zekerheid. Geen spoed, maar wel een waarschuwing, het zekere voor het onzekere.

Ik denk dat de politie er druk mee is, momenteel. Waarschijnlijk is dat ook waarom ze mij aanspraken vanmorgen. De dood van een jong meisje hakt er bij iedereen zwaar in. Maakt mensen alert. 

Veiligheid van vrouwen vormt het gesprek van de dag, voor even dan, want ook deze aandacht zal vervagen. Zoals het dat al decennia doet. Ik denk dat vrouwen zich nog nooit echt veilig hebben gevoeld op straat, in de avond en in de nacht. Het duister biedt de perfecte schuilplaats voor dingen die het licht niet verdragen en dat is helaas niets nieuws.

Onveiligheid gaat om veel meer dan geweld, het is een gevoel. 

Nafluiten. Naschreeuwen. Een tik op je billen. Een kus waar je niet om vroeg.  Een onschuldige opmerking over het uiterlijk. Voor de ene vrouw voelt het als een compliment, of gewoon irritante afleiding, voor de ander voelt het bedreigend. Allemaal afhankelijk van de plaats, het tijdstip, de machtsverhouding en eerdere ervaringen. 

Het moment dat ik mij in mijn leven het meest geïntimideerd voelde door een man vond plaats op de werkvloer, bij het kopieerapparaat. Waar ik veilig had moeten zijn, gingen de handen van mijn toenmalige chef naar plaatsen waar ze niets te zoeken hadden. Mensen die je vertrouwt kunnen je ergste vijand blijken. Geweld naar vrouwen komt vaak uit de hoek van bekenden, van mensen van wie je het niet verwacht: vrienden, echtgenoten, collega’s. 

De me too beweging zette iets in gang, dachten we, maar ook die lijkt alweer vergeten. Opmerkingen ogen soms onschuldig, maar toch kan de dreiging daar al beginnen. Bij dat gevoel dat je niets meer bent dan een stel mooie benen. Een lustobject, voor mannen.

Hoe moeten jonge jongens leren dat het niet oké is om op die manier naar vrouwen te kijken als bladen waarin vrouwen precies zo geportretteerd worden gewoon in de supermarkt voor het grijpen liggen? Als videoclips en TikTok filmpjes hen constant verleiden met jonge bloedmooie vrouwen. In houdingen waar ik al een kleur van krijg?

Veiligheid voor vrouwen moet gaan over meer dan gekken die vrouwen fysiek belagen op straat. Veiligheid voor vrouwen moet ook gaan over veiligheid achter de voordeur. Over veiligheid op het werk, op school. Over hoe mannen met vrouwen omgaan én over hoe vrouwen omgaan met mannen. Het moet gaan over opvoeding, over normen en waarden. 

Het gaat al mis in de basis en daar moeten we eerlijk over durven zijn. Veiligheid gaat ook over taalgebruik. Over ogen die nét te lang blijven hangen op bepaalde plaatsen van het lichaam. En over weerbaarheid, over de verschillen in cultuur. 

Het gaat niet om incidenten, het is een patroon. Een patroon dat blijft bestaan. Misschien is dat wel de ongemakkelijke waarheid. Dat we allemaal opnieuw moeten leren kijken. Naar elkaar. Naar onszelf. Niet morgen. Nu.

Haat of liefde?

Hoe verenig je het beeld dat mannen hebben en krijgen van vrouwen met de manier waarop we met elkaar omgaan? Hoe zouden we met elkaar om moeten gaan? En in hoeverre wordt dat beeld gevormd door cultuur, door media en door verhalen die we continu herhalen?

Gisteren keek ik naar Gossip Girl. Ik schaar deze serie onder ‘dom vermaak’, gewoon kijken en vooral niet nadenken. Alleen vergeet ik vaak dat ik dat niet kan. Ik kan niet niet nadenken. Bij alles wat ik zie leg ik een linkje naar de werkelijkheid, zie ik paralellen met de samenleving. Zo ook hier. 

De nachtclubs, de schaarsgeklede vrouwen op torenhoge hakken. Vrouwen die zich met seksuele toespelingen ondergeschikt maken aan de man, of hun seksualiteit juist gebruiken om de man onder de duim te krijgen, of daar te houden. 

Als vrouw kun je het niet snel goed doen, als je gebruik maakt van je uiterlijk breng je anderen in verleiding. Mannen kijken je na, vrouwen ook, om een andere reden. Altijd moet je je bewust zijn van een grens, van de balans.

Hoe zijn we hier beland?

Televisie en media maken gretig gebruik van de schoonheid van de vrouw. Bij mannen gebeurt dat ook, maar dan vaker in een andere, bijna stijlvolle setting. Vrouwen worden harder en zichtbaarder afgerekend op hun uiterlijk. 

Wordt hier niet de basis gelegd voor hoe we in het dagelijks leven met elkaar omgaan? Hoeveel invloed heeft media op hoe mannen vrouwen zien en hoe vrouwen zichzelf zien?

In andere culturen worden vrouwen juist verborgen, achter lagen kleding. Ter bescherming van wie? Van henzelf? Of van de mannen die hen zouden kunnen zien? Hoe verenig je zulke tegengestelde werelden, zonder dat gesprekken meteen ontsporen in misverstanden en verwijten?

Soms vraag ik me af of de liefde van mannen voor vrouwen, en dan vooral voor vrouwen die ze niet persoonlijk kennen, gebaseerd is op liefde voor de vrouw zélf of vooral op de liefde voor haar uiterlijk en de rol die zij speelt?

Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat we met z’n allen de wereld nodeloos ingewikkeld maken. En ik hoop dat we, door de juiste vragen te stellen, stukje bij beetje dichterbij elkaar komen.

Alle mannen?

Gisteren las ik een bericht over femicide: het opzettelijk doden van een vrouw vanwege haar geslacht. Schokkend en verdrietig. Vrouwen lopen meer risico om slachtoffer te worden van geweld. In het bericht stond dat in Nederland iedere acht dagen een vrouw wordt vermoord door een (ex-)partner, of doordat een man vindt dat de vrouw zijn bezit is.

Femicide is een harde realiteit, eentje waar we als samenleving niet omheen kunnen.

De reacties onder het bericht, ja, ik las ze weer, raakten me. In veel reacties werd gegeneraliseerd, werd iedere man van gedrag naar vrouwen beschuldigd dat niet door de beugel kan. Alsof elke man een potentiële dader is. En dat raakt me, als dochter, als echtgenote en als moeder. Ja, geweld tegen vrouwen is een groot maatschappelijk probleem. Maar je kunt niet acht miljoen mannen alvast veroordelen alleen maar omdat ze man zijn.

Polarisatie, je ziet het overal. De media helpt een flink handje door cijfers te presenteren op een manier die vooral angst en verontwaardiging oproept. Cijfers die puur bedoeld lijken om te shockeren. Het verkoopt, maar het zorgt er ook voor dat mensen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. De toon van het gesprek verandert, het verhardt en het werkelijke probleem blijft bestaan.

Het gevaar van ‘alle mannen’, is dat mensen die niets verkeerd doen zich in het nauw gedreven voelen. En wat gebeurt er dan? Ze haken af, terwijl juíst betrokkenheid nodig is. Als we willen dat er iets verandert, hebben we mannen én vrouwen nodig die het gesprek aangaan, die bewustzijn vergroten en die patronen doorbreken.

Femicide is ernstig. Geweld tegen vrouwen moet benoemd en bestreden worden. Maar laten we ook eerlijk zijn: niet iedere man is een dader. Het helpt ons verder als we ruimte laten voor nuance. Voor luisteren. Voor écht contact, in plaats van het elkaar bij voorbaat veroordelen.

Alleen dan maken we onze samenleving veiliger. Voor onze dochters. Voor onze zonen. Voor ons allemaal.

Vrij

Ik heb de afgelopen negen jaar hele epistels gepend over schuldgevoel. Wat vond ik het lastig, mezelf de vooruitgang gunnen terwijl anderen worstelden met achteruitgang. 

Überhaupt, mezelf dingen te gunnen terwijl anderen worstelden. 

Ik vond het altijd nodig mezelf te verantwoorden. Mijn vooruitgang goed te praten door te zeggen dat het niet altijd goed ging. Maar daarmee hou je juist verdere vooruitgang tegen. Iets dat ik niet snapte, maar steeds beter begin te begrijpen.

De maatschappij verwacht dat ik rol, want ik heb een rolstoel. Jarenlang liet ik die blik van buitenaf mijn realiteit bepalen. Ik propte me in het keurslijf, vormde me naar het hokje en ging mee in de lijn der verwachtingen. Niet dat ik fysiek alles kon, ik had zeker mijn uitdagingen, maar ik zie nu ook dat de invloed van het onderwerp schuldgevoel zwaarder woog dan ik dacht.

De maatschappij heeft bepaalde verwachtingen. Zit je in een rolstoel? Dan kun je niet lopen. Punt. 

Onzin. 

Met EDS kun je in een rolstoel zitten én ook lopen. Soms strompel je van stoel naar stoel. Soms zet je voorzichtige stappen. Soms gaat lopen prima. En op de momenten dat het níet gaat, is daar de stoel die je benen vervangt. Precies waar een hulpmiddel voor is.

De wereld van een chronisch zieke is niet zwart-wit. De grijstinten voeren de boventoon.

Ik wandel weer. En ik geniet met volle teugen van mijn herwonnen vrijheid. Zonder schuldgevoel richting anderen. Het is míjn leven. Ik ben ontzettend dankbaar dat ik de stoute schoenen aan heb durven trekken. 

En ja, nog steeds voel ik die neiging me te moeten verantwoorden. Nog steeds wil ik erbij zeggen dat wandelen niet betekent dat ik daarna fluitend de dag door huppel. Het herstellen ervan kost tijd. Het stemmetje van de verantwoording zit diep. Maar ik ga het loslaten! 

Ooit ben ik vrij. Vrij van schuld en vrij van verwachtingen. En misschien is dát wel de echte vrijheid die ons wacht. 

De gedroomde toekomst

Het mag dan wat stil zijn op mijn blog, in mijn hoofd is van alles gaande. Tegelijk. Zoals veel dingen in mijn leven zich vaak tegelijk afspelen. Op de een of andere manier komen ideeën of niet, of allemaal ineens…

Ik schreef al eerder dat ik voor mezelf ben begonnen. Hiervoor krijg ik hulp van een coach, duik ik in mezelf. Wie ben ik, wat wil ik en hoe ga ik dat bereiken? Wie ik ben heb ik steeds beter in beeld, wie ik wil zijn is soms nog een vraag. Mezelf, met wat extra’s. Iets om van te dromen, maar dan moet je eerst helder hebben waarvan je precies wilt dromen.

Ik wil veel. Lezen, leren, maar ook veel doen. Ervaren. Ik leer met vallen en opstaan, altijd al gedaan. Niemand vertelt mij wat ik wel en niet kan doen, ik moet het vóelen. Doorvoelen, doorleven en beleven. Vind ik het iets, of vind ik het niets. Time will tell.

Ook nu doe ik meerdere dingen tegelijk. Mijn boek is klaar, klaar om de wereld in te gaan, alleen de promotie laat op zich wachten. Ik weet niet hoe. Ik weet niet wie en ik weet niet waar. Maar ik weet wel dat het de moeite waard is. Ik geloof in wat ik heb gemaakt. Heb geschreven. En ik geloof ook dat het goed komt, dat het de investering waard is. Het hoe laat ik dan ook maar even los, want er staan meer plannen en ideeën klaar in de wachtrij die mijn hoofd heet.

Ik wil een cursus maken en ik wil een roman schrijven. En ik werk aan beide, in dat hoofd.

Daarnaast gaan we op reis! Manlief heeft tien maanden geklust en heeft een bedrijfsbus omgebouwd tot camper. Ons huisje op wielen, aangepast op mijn beperkingen. Op vakantie gaan, écht op vakantie, was er al jaren niet meer bij. Mijn lijf gooide steeds opnieuw roet in het eten. Jaar op jaar moesten we annuleren, ik kon niet zitten en zonder zitten kom je nergens. Nu kunnen we stoppen als mijn lijf het niet meer volhoudt. We hebben ons eigen bed bij ons en ook mijn stoel kan mee. Niet mijn elro, die is te groot, maar dan laat ik mij maar rijden. Wie weet lost ook dat probleem zich vanzelf op. Het zou niet voor het eerst zijn dat het leven me verrast.

Dat zeg ik, veel dingen tegelijk. Leren, lezen, schrijven en ontdekken. Ooit komt alles samen, in dat leven dat mijn droomleven heet. En tot die tijd ontdek ik waar mijn echte dromen leven. En misschien hoef ik mijn dromen niet eens te zoeken in de toekomst, misschien moet ik ze leren herkennen in het nu.

Geloof het, of niet

Zoals zo vaak las ik iets op het internet (Facebook), iets waar ik over na moest denken. Iets dat ik moest verwerken en zoals zo vaak doe ik dat schrijvend. Mijn brein zet op deze manier de dingen op een rijtje.

Het stuk ging over de huidige gezondheidszorg, over hoe artsen en therapeuten al snel verwijzen naar korte termijn oplossingen: medicijnen, operaties. Over hoe we als samenleving het vertrouwen in ons eigen lichaam zijn kwijtgeraakt.

In het geschreven stuk zat een stukje dat me irriteerde en ik vroeg me af waarom. Het was wat kort door de bocht geschreven, eigenwijs en koppig. Als een ‘ik geloof je niet en ik doe het niet’ richting artsen, ik voelde nog net de opgestoken middelvinger niet, en hoewel ik zelf vaak precies zo in elkaar zit, maakte juist de toon nu dat ik mijn hakken diep in mijn voetenbankje zette. Er was iets aan de manier van schrijven dat me mateloos irriteerde, terwijl ik het eigenlijk best met de schrijfster eens was.

Wat maakte mijn reactie zo instinctief tegendraads? Ik geloof dat je eigen reactie altijd iets zegt over jezelf. Mijn weerstand wilde mij iets vertellen en het was niet dat ik de boodschap niet vond kloppen, want daar was ik het dus eigenlijk best mee eens. Het was meer de stelligheid waarmee het geschreven werd die me irriteerde. Er kwam een soort verdedigingsmechanisme op gang, iets dat het wilde opnemen voor de artsen en de therapeuten. Dat is iets waar ik wel vaker last van heb. Als iemand een ander afvalt, in dit geval de artsen en therapeuten, krijg ik de onbedwingbare neiging het voor die ander op te nemen. Ook als ik het helemaal niet met die ander eens ben.

Het psychologische effect daarvan is echter voer voor een andere column, het ging me hier om de boodschap. In de huidige gezondheidszorg zoeken we vaak naar snelle en makkelijke oplossingen. Ik heb ze ook gezocht, en ik heb ze niet gevonden. De meest positieve veranderingen in mijn leven kwamen pas toen ik mijzelf leerde accepteren. Toen ik mezelf rust gunde. Toen ik leerde vertrouwen op mijn eigen lichaam en écht naar mezelf durfde te luisteren. Op alle fronten, want ik was de connectie met mezelf behoorlijk kwijt.

Ik geloof dat de diepere oplossing voor veel gezondheidsproblemen in jezelf zit, maar ik geloof óók dat het ingewikkelder is dan veel coaches en verlichte therapeuten doen voorkomen. Ik geloof dat ieder zijn eigen pad moet volgen. Het pad dat goed voelt. Wat bij de één past kan de ander volledig laten verdwalen. De quick fix bestaat niet, ook niet in het woud der verlichten. En precies dat laatste stoorde mij in het bericht. Dat veroorzaakte de weerstand.

De schrijfster deed het voorkomen alsof niets in de huidige gezondheidszorg oké is. Alsof elke kwaal zonder medicijnen simpelweg, poef, zou kunnen verdwijnen en zo simpel is het gewoon niet. Niet altijd en niet voor iedereen. En door het zo stellig te zeggen, creëer je juist afstand. Je verwijdert mensen van het doel dat je waarschijnlijk voor ogen hebt. Ook met betrekking tot dit onderwerp geldt: het is niet zwart-wit.

Oplossingen zijn geen eenheidsworst. Ieder moet zijn eigen weg zoeken en die weg, hoe zwaar soms ook, blijkt uiteindelijk vaak ook ergens goed voor te zijn geweest. Achteraf. Geloof het, of niet.

Wandelschoenen

Twee jaar geleden kocht ik een paar wandelschoenen. Niks bijzonders, voor de meeste mensen, voor mij wel. Ik werd wat raar bekeken, een rolstoeler, een elektrische roller, die wandelschoenen gaat passen. Die opstaat en wegwandelt. Dat kan natuurlijk niet, dat past niet in het plaatje dat de meeste mensen in hun hoofd hebben.

Ik was nog niet zo ver dat ik dit zonder enig bijgevoel kon doen. Ik voelde me een bedrieger. Ik voelde me schuldig zelfs, tegenover rollers die niet lopen, alsof ik hen iets afnam. En het was nog niet eens echt lopen, toen. Toch maakten die paar stappen veel los in mij. En ook in de toeschouwers dus.

Twee jaar geleden dacht ik de schoenen niet eens in te kunnen lopen. Waarom kocht ik ze dan? Nou, ik wilde wat meer fotograferen en wat minder in de drek staan met mijn gympen. Hoge schoenen houden daarnaast mijn enkels beter op zijn plek, dit was dus een goede keuze. Minder zwaar dan orthopedisch schoeisel en betere bescherming dan mijn gympen. Inmiddels zitten er aangepaste zolen in ook, want ik wandel dus.

Nooit verwacht, wel gehoopt.

Toen ik de schoenen kocht bleef het bij dromen van lopen. Ik droeg ze zo nu en dan. Wankelde een paar stappen, een paar meter, een halve ronde veld, een hele ronde veld. Ik viel terug, lag plat, hervond mijn balans. Vallen en weer opstaan, en weer vallen. Uren, dagen, weken in mijn stoel. En er toch weer uit.

Schuldgevoel, weer, voor anderen, door mezelf. In mijn hoofd werd ik voor van alles dat lelijk was uitgemaakt, aansteller (die kwam het vaakst voorbij), nep-invalide. Ik zag de blikken (die er misschien helemaal niet waren). Ik hoorde de oordelen. Ik veroordeelde mezelf.

Ik zette door. Leerde omgaan met de stemmen in mijn hoofd, met het duiveltje op mijn schouder dat mij op mijn plaats wilde houden. Comfortabel. Bekend. Veilig.

Ik hou niet van veilig, tenminste, ik schop er vaak tegenaan. Tegendraads geboren, mijn kleine babyvoetjes zetten zich in de baarmoeder al schrap. Misschien is dat wel mijn grootste kracht, die verrekte eigenwijsheid. Doorzetten, altijd kansen zien. Mogelijkheden.

Maar, die wandelschoenen dus. Inmiddels zijn ze ingelopen. De ene dag loop ik, de andere niet. En dat is oké. Ik heb geleerd daar oké mee te zijn. Soms loop ik, soms rol ik. Het is niet te snappen, voor een buitenstaander, maar dat hoeft ook niet. Het is míjn leven en ík weet hoe het zit.

Ik ben een ander geen verantwoording schuldig, niet meer. Ik denk dat dat is wat ze accepteren noemen. Dat je het zelf snapt. Ook als je delen ervan lastig vindt. En het misschien niet wílt accepteren, maar wel begrijpt. Het waarom begrijpt. En weet hoe je ermee om kunt gaan. Dan hoef je het niet leuk te vinden, of volledig te omarmen. Je weet hoe je ermee kunt leven.

Twee jaar geleden kocht ik wandelschoenen en ik liep nog niet. Nu wandel ik op mijn eigen manier de toekomst in.

Meerderheidsbelang

Hoe kun je een mening geven, een oordeel vellen, over iets waar je niets van weet? Over iets dat je niet voelt en ook nooit gevoeld hebt? Hoe kun je weten wat er speelt in het hoofd van een ander? In het gevoel van een ander?

We denken te weten, maar we weten vaak niet(s), en toch geven we onze mening. Omdat dat kan, omdat we ergens iets van kunnen vinden, willen vinden. En ja, ook ik maak me daar vast weleens schuldig aan.

Mensen zouden moeten kunnen zijn wie ze zijn, zonder dat een ander daar ook maar iets van vindt. Mooi streven, maar daar zijn we helaas nog (lang) niet. Sterker nog, verworven vrijheden worden teruggehaald, teruggedraaid.

Het verleden vindt zijn weg terug in het heden. Zwaarbevochten rechten van vrouwen bijvoorbeeld, poef, met de streek van een pen verdwijnen ze terug naar de achtergrond. Door de ‘visie’ van een ander. Een ander die niet begrijpt, die niet weet en die verre van voelt. En wat te denken van de groeiende controverse rond transpersonen? Of het steeds verder in willen perken van het bestaansminimum van mensen met een handicap?

Waar de één de vrijheid zoekt in zelfexpressie, trekt de ander zich terug in een donkere hoek. Of zet een masker op om op te gaan in de menigte. Bang voor de schaduw van het oordeel. De één vecht, de ander schuilt. Verschuilt. En de meerderheid is zich van geen kwaad bewust.

Bewustwording is nodig, en bewustwording vergt aandacht. Zichtbaarheid. En precies dat, geeft weerstand, bij sommigen. Die niet weten. Niet hoeven voelen. En niet willen zien.

Als je niet leeft in de wereld van de minderheid, dan weet je niet. Dan zie je niet waarom die aandacht nodig is. En dan begrijp je het misschien ook niet. Dan vraag je je af waarom. Waarom de schijnwerpers? Waarom de extravagantie? Waarom steeds die aandacht op de verschillen?

En juist díe vragen zijn het antwoord. Als je niet opvalt, blijf je in de schaduw. Vang je nooit het licht. Blijft alles zoals het is. Minderheden verdienen dezelfde aandacht als meerderheden, dezelfde rechten. De enige manier om die aandacht te krijgen is door mensen op de verschillen te wijzen, in de hoop dat ze daarmee juist ook de overeenkomsten gaan zien. De overeenkomsten die ons allemaal mens maken. Die ons kleurrijk maken. Die ons verbinden.

Zullen we ooit zover komen, als maatschappij? Dat we de ander écht accepteren? Dat we niet meer kijken naar kleur, of gender, of wie we liefhebben? Dat we de mens zien achter de uiterlijke schijn? Er is nog heel wat werk aan de winkel. Meer aandacht nodig. Meer bewustwording vereist.

Wees dankbaar dat er ooit iemand heeft gevochten voor jouw vrijheid, zodat jij nu kunt zijn wie je bent. En laten we dan samen vechten voor de volgende, grotere meerderheid, die van het mens-zijn.