Ouderschap

Ik weet niet wat het is vandaag, maar het komt op verschillende manieren voorbij. Het ouderschap, of juist geen ouderschap. Een ongewilde kinderloosheid. Soms omdat het niet lukt, soms omdat het op andere manieren niet voor iemand weg is gelegd. En soms omdat de erfelijkheidsfactor in de weg zat, want wat doe je als je een erfelijke aandoening hebt die je maar liefst vijftig procent geeft dat je het doorgeeft aan je kind. Een hels dilemma.

Ik wist niet wat ik had toen ik zwanger werd van zoonlief. Ik had wel klachten, maar geen diagnose en dus ook geen idee van wat mij mankeerde. Op dat moment zweefde ik tussen ‘het zit tussen je oren, stel je niet zo aan’ en ‘je bent een beetje hypermobiel, net zoals tien procent van de mensen, je moet iets harder trainen’. Dat ik een nogal vervelende aandoening bleek te hebben, die nog erfelijk was ook wist ik niet. Net zoals ik niet wist hoe ik er tien jaar later bij zou liggen. Misschien is dat maar goed ook, want ik kan prima leven met de keuzes die ik gemaakt heb. Als ik mijn leven opnieuw zou mogen doen, zou ik dezelfde keuzes maken. Zelfs als ik mijn fysieke staat zou kunnen voorkomen. Dat klinkt misschien raar, maar alles wat ik heb meegemaakt en doorgemaakt heeft me gemaakt tot wie ik nu ben en ik ben best blij met mij. Ik ben een mooier mens, een liever mens, een empathischer mens geworden.

Het erfelijkheidspunt is een ingewikkeld punt. Ik moet er niet aan denken dat ik zoonlief gemist zou hebben. Tegelijkertijd heb ik mij best schuldig gevoeld richting hem, hij heeft zijn fysieke gestel aan mij te danken. Maar hij neemt mij dat niet kwalijk, zoals ik het mijn ouders niet kwalijk neem. Het is wat het is en we maken er het beste van. Nooit heb ik gedacht dat ik hier niet zou willen zijn.

Zou ik met de kennis van nu een zwangerschap aandurven? Heb ik zoonlief tekort gedaan in mijn strijd met EDS? Wat ik lastig vind en altijd lastig heb gevonden is het feit dat ik altijd kampte met een gebrek aan energie. Ik was graag de moeder geweest die dolde in de speeltuin, maar in de praktijk was ik de moeder die haar zoon misschien iets te vaak voor de elektronische oppas zette, terwijl ik op de bank lag bij te komen. Ik kon een hele kliek kinderen die kwamen spelen gewoon niet aan. Zelfs met één speelkameraadje had ik vaak de energie niet. Dat vond ik lastig, dat nam ik mezelf wel kwalijk. De vraag is of ik zoonlief daarmee tekort heb gedaan. Als ik het hem vraag zegt hij dat hij niets tekort is gekomen, blijkbaar compenseert zich dat ergens.

Is het egoïstisch een kind op de wereld te zetten als je een erfelijke aandoening hebt? Sommige mensen zullen zeggen van wel, maar als ik naar mezelf en mijn pad kijk denk ik van niet. We zijn hier volgens mij om lessen te leren en daarvoor zijn hobbels en drempels nodig. Iedereen loopt krassen op onderweg. Je weet niet hoe het leven loopt. Natuurlijk wens je niemand de beperkingen toe, maar ook zonder erfelijk gedoe kun je ze krijgen. Misschien is het sowieso wel egoïstisch een kind op deze wereld te zetten. Het is een keuze die ieder voor zich moet maken, een keuze die je niet mag veroordelen en soms een keuze die geen keuze is of laat. Een erfelijke aandoening geeft extra zorg, dat is zeker.

Foto Pixabay

Wantrouwen

Of het nu gaat om corona en vaccins of over spiritualiteit die gepaard gaat met het geloof in kristallen en detoxen, de wereld heeft er een mening over. Waar de een linksaf slaat en gelooft in de wetenschap, slaat de ander rechtsaf en legt zijn of haar handen in het vertrouwen in engelen en hogere wezens. De een detoxt zich suf en de ander spuit en slikt in opdracht van de wetenschap. Ik chargeer, want dat doe ik graag, ik ben een echte vrouw. Ik bevind me weer eens in het midden en weer ergens aan de linkerkant van het midden.

Ik geloof niet meer in de wetenschap, nee zo klinkt het wel erg cru, ik geloof niet meer zonder meer in de wetenschap. Waarom niet? De wetenschap is toch neutraal? Daarom heet het toch wetenschap en niet het geloof? Dat zou het moeten zijn, maar we weten allemaal inmiddels dat ook wetenschappers geld nodig hebben om dingen te onderzoeken en dat geld speelt altijd en overal een rol. Het ‘wij van WC eend’ verhaal. Het komt in dat opzicht gewoon altijd weer op hetzelfde neer. De wereld wordt gedomineerd door de centen, door de dollartekens in de ogen. Dollartekens die mensen beïnvloeden en dus ook wetenschappers kunnen beïnvloeden.

Precies daarover hebben mensen een mening. Een mening die niet zozeer berust op onweerlegbare feiten, maar meer op een onderbuikgevoel. Ik geef het eerlijk toe, ik twijfel ook met enige regelmaat over maatregelen en vaccinaties. Wat is waar? Er wordt ontzettend veel geld verdiend aan wereldwijde vaccinaties, dus ja, het lijkt me mogelijk dat bepaalde mensen met veel invloed hier graag hun zin doordrukken. Verder gaat het wat mij betreft echter niet. Ik denk niet dat ‘ze’ ons bewust ziek willen maken door ons te vaccineren. Daar zijn wel simpelere en doeltreffendere manieren voor.

Ik probeer voor mezelf de dingen op een rijtje te houden. Gister las ik iets over de bijwerkingen van het vaccin op vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Schommelingen in de hormoonspiegel en tussentijdse bloedingen. Het zou gaan om ruim 14.000 meldingen bij Lareb. Dat lijkt ontzettend veel, maar als we uitgaan van een vaccinatiegraad van 85%, dan zouden daar zo’n 4 miljoen vrouwen tussen zitten? Dan is 14.000 op zo’n aantal, wat, 0,4%? Rekenen is niet mijn sterkste kant, maar dat aantal is toch niet zo enorm veel? Als de kans op ernstige problemen door corona 1 op 100 is, is dat een kwestie van kansberekening. We zouden liever niet kiezen en gewoon gezond blijven zonder bijwerkingen, maar we moeten iets.

Het grootste probleem bij de kansberekening bij dat deel dat corona heet is nog steeds de besmettelijkheid. Dat verandert niet in ons voordeel. We kunnen het welig laten tieren en wel zien waar het schip strandt, de de-zwakkeren-zijn-beschermd-dus-toe-maar strategie, maar het virus, en het effect ervan, is onvoorspelbaar. Plus vergeet niet dat ook long COVID een behoorlijke uitdaging is. De druk op de zorg blijft hoe dan ook te groot. En ja, de overheid heeft teveel gesneden in de zorg, maar dat los je niet een-twee-drie op. Daarnaast hebben we zelf ook een dikke vinger in de pap gehad, want veel zorgverleners zijn het gewoon spuugzat hoe ze behandeld worden door het gepeupel, zo heb ik begrepen.

Ben ik voor een vaccinatieplicht? Heel eerlijk, ik weet het niet. Ik vond altijd dat iedereen dat zelf moest weten, maar ik vind de nieuwe getallen wel zorgelijk. Ik vind het zorgelijk dat mensen die gevaccineerd zijn gewoon overal naar binnen mogen en mensen kunnen besmetten, omdat ze misschien corona hebben en het niet weten. Ik vind het vooral zorgelijk dat ik niet meer weet welke berichten ik kan vertrouwen. Zogenaamd wetenschappelijke onderzoeken die toch niet zo wetenschappelijk zijn. Alles wordt gedeeld en daarmee raken we steeds meer verdeeld.

Wantrouwen tegen de overheid, wantrouwen tegen artsen, wantrouwen tegen elkaar. Wantrouwen tegen corona, wantrouwen tegen het vaccin, wantrouwen tegen de cijfers. Zestienmiljoen beterweters, alleen al hier in Nederland. Iedere mening is gestoeld op een bericht, maar ik heb er nog steeds weinig verstand van. Ik kan de waarheid er niet uitfilteren, zoals zoveel mensen dat niet kunnen. Mijn beste kans is dus te vertrouwen op de mensen die ervoor geleerd hebben. Statistisch beter dan mijn geloof vestigen op een willekeurige Engel. Ik leg mijn lot en mijn vertrouwen wel in de handen van het universum, we zien wel wat ik aantrek, geen wantrouwen in elk geval.

Foto Pixabay

Topsport

Gisteravond keek ik naar Jinek, naar hordeloopster Femke Bol. Diep respect voor haar mentale gesteldheid, voor haar planningen, voor haar doorzettingsvermogen en voor wat ze bereikt heeft, oprecht diep respect. Waar ik echter met open mond naar luisterde was niet het punt dat je door de verzuring heen moet trainen, maar dat je zo diep moet gaan, in die pijn en die verzuring, dat je mentaal het fysieke punt van niet verder kunnen overheerst.

Er zijn topsporters die bloed proeven na een training. Ik heb dat even opgezocht en kwam bij het volgende uit. ‘Bloedsmaak – dat is het gevolg van kapotte rode bloedcellen. Als je jezelf over een grens pusht, dan raken sommige rode bloedcellen beschadigd en komt er wat hemoglobine en ijzer vrij. Daarom proef je iets van metaal in je mond. Tijdens heel zware inspanningen kunnen rode bloedcellen ook in de longblaasjes lekken.’ Ik schrik hiervan. Ik begrijp dat je de top wilt bereiken. Ik begrijp dat je daar keihard voor wilt trainen. Waar ik als chronisch zieke moeite mee heb, is dat je je lijf zo over de rand pusht van wat, in mijn ogen dan, gezond is. Ik vind het vooral maf dat dit toegejuicht wordt door mensen vanaf de zijlijn, dat hoe dieper je gaat, hoe groter het respect lijkt te zijn. Zouden we niet even trots moeten zijn op de mensen die juist níet over die grens gaan? Die sporten op het best van hun kunnen, maar die hun lijf ook in acht houden? Zijn dat dan geen winnaars?

Dit is natuurlijk het bruggetje naar mijn eigen situatie. Een dikke maand geleden begon ik met een zoveelste experiment om mijn liggende lijf een beetje in beweging te krijgen. Sinds 2014 lig ik stil, iedere vorm van beweging (buiten het beetje lopen dat ik in en om het huis doe) was tot nog toe reden voor ontstekingen en andere ellende. Tussen 2012 en 2014 onderhield ik mijn spieren door onder een apparaat te gaan liggen dat met elektrostimulatie mijn spieren aanspande. Mijn romp ging goed, de benen bleven ellende geven, dus die lieten we met rust. Medio 2014 (met het overlijden van mijn spiergoeroe) kwam hier een einde aan. Fysio leverde niets dan ellende op en ik legde mij daar uiteindelijk maar bij neer. Sporten was niet meer mogelijk, dacht ik.

Een dikke maand geleden kwam ik dus in aanraking met EMS (ElektroMysculaireStimulatie). Helga (mijn trainster) durfde na een goed gesprek de uitdaging wel aan met mij. De eerste keer zat ik op een stoel en probeerde ik een paar keer mijn been op te tillen. Met links haalde ik met moeite de twee centimeter, met rechts een centimeter meer. Ik stond twee keer op van de stoel, draaide een keer met mijn romp en dat was het dan wel. Een training voor de toppers onder de kneuzen, zo voelde het, maar ik zette door. Twee keer per week trek ik nu mijn strakke pakje aan en laat ik me in mijn vest hijsen. De benen laten we met rust, die reageren op de minste stimulatie met ontstekingen. Inmiddels train ik tien minuten, waarvan ik de helft zittend train. Mijn rompstabiliteit verbetert, ik kan mezelf veel beter overeind houden in mijn rolstoel en ik kan mijn benen inmiddels een dikke vijftien centimeter optillen. Ook mijn armen doen voorzichtig mee.

Voorzichtig, dat is wel het sleutelwoord. Ik ben veel kwijtgeraakt in de afgelopen jaren, maar mijn wilskracht is nog in grote mate aanwezig. Vorige week opperde ik dat ik wilde planken. De voorzichtige versie, met hulp en slechts een paar seconden. Ik voelde mij als Leonardo di Caprio, King (eh Queen) of the world! Ik was zo enorm trots op mezelf! Tot ik thuis trillend als een rietje instortte en nachtenlang wakker lag van de pijn in mijn benen en heupen. Planken is nog twintig bruggen te ver voor mij. Dat is te vergelijken met die topsporter die de vierhonderd meter horden doet. Al is daar voor mij geen medaille.

Ik ken mezelf en ik weet dat het bewaken van de grens een dingetje is. Dat over de grens makkelijker is dan net voor de grens ophouden. Dat ik mentaal best mijn lijf kan overwinnen, maar dat de boete me fysiek gezien altijd inhaalt. Ik moet tevreden zijn met een leven dat net onder mijn grens ligt. Ik kan mijn benen weer een stukje optillen. Ik kan een paar keer aan een elastiek trekken. Ik voel mijn buikspieren weer en weet weer waar ze zitten. Dat is pure winst. Ik ben een topsporter op mijn manier en ik ben f*cking trots op wat ik bereik. Ik ga weer een beetje vooruit en dat is goud!

Schudden met die kont

Het zit in mijn hoofd, iedere keer als ik enthousiast begroet wordt door Lewis. ‘Schudden met die kont, van links naar rechts’ en dan herhaalt de zin zich op het bekende deuntje. De rest van de tekst weet ik mij niet te herinneren en zo herhaalt zich dus steeds dezelfde zin. Volgens mij is dit wat men een oorwurm noemt, ik snap die benaming wel. Het is in ieder geval een mooi bruggetje naar het onderwerp waarbij naar toe wilde. De bips, het achterwerk, de wel of niet goed gevormde kont. De billen-hype.

Gister keek ik het programma van Ewout Genemans terug (Ewout, maandag 11 oktober 20:30 uur RTL5) over de Brazilian Butt Lift (BBL). Jonge meiden die hun mooie, gezonde lijf laten misvormen door een of andere vage plastisch chirurg in Turkije. Daar is de regelgeving minder streng en daar is het goedkoper. Beide redenen zeggen natuurlijk al genoeg, maar wie wat wil zal het krijgen en zo sparen deze meiden voor een BBL, een Bolle Billen Lift.

Steeds meer worden we geconfronteerd met de maakbaarheid van het leven. Waar de cosmetische plastische chirurgie ooit vooral was weggelegd voor de dames van middelbare leeftijd (mijn leeftijd zo’n beetje), werd het verbouwen van gezicht, lijf en leden steeds gewoner. Botox en fillers zijn de normaalste zaak van de wereld geworden. En nu gaan, in mijn ogen nog pubers, naar het buitenland voor compleet onnodige buikwandcorrecties en Butt fillers. Dikke billen zijn in, oh nee, geen ‘dikke’ billen, bolle billen, verschil. Braziliaanse billen, zodat de felgekleurde tanga tussen een prachtig stel mooi gevormde, bolle billen past. Wij Nederlandse vrouwen zijn van nature niet gezegend met deze achterwerken, maar wat niet is kan gemaakt worden.

Met open mond keek ik naar de manier van werken. Een meisje dat flauwvalt van de spanning een contract onder de neus duwen met de risico’s en vervolgens vierduizend Euro contant aftikken. Binnen vijf minuten lag ze op de operatietafel. Een dag later liep ze in haar drukpak (om het vocht af te voeren) en badjas naar het hotel om weer een dag later terug naar huis te vliegen. Op haar buik liggend op de stoelen, want zitten op de dikke bips kan natuurlijk nog niet. Het is daar de normaalste zaak van de wereld, dikke billen zijn hot.

Ik kan niet anders dan me afvragen hoe deze billen er over een jaar of twintig uit zullen zien. Wanneer de huid begint te zakken. Wanneer de opgevulde billen de achterkant van de knieën naderen. Ik kan mijn uitgezakte kont nog enigszins in bedwang houden met een push up broek, ik vrees voor de billen in de toekomst. Het houdt de plastisch chirurgen wel aan het werk, ik voorzie een grote toekomst voor hen. De butt lift naar een hoger niveau getild, letterlijk.

Op Instagram zie ik de horror van deze toekomst in beeld en ik vraag me af waarom. Waarom kunnen we niet gewoon zijn wie we zijn? Waarom accepteren we onszelf niet? Het leven mag dan maakbaar lijken, wat geven we ervoor op?

Terwijl ik dit schrijf kijk ik naast me en zie de perfecte bips schuddend naast me staan. Hij behoeft geen Brazilian Butt Lift, hij is perfect zoals hij is. In mijn hoofd gaat de muziek aan, ‘schudden met die kont, van links naar rechts’. Perfectie, in ieder opzicht.

Gecodeerd?

Jawel dames en heren, het is weer eens zover. Tinus Tussengas is de weg kwijt. De weg in haar eigen gedachtengang en dat is best wel een dingetje kan ik je vertellen. Het komt, hoe kan het anders, door alle berichten die rondgaan op Facebook. Berichten over QR codes, voorstanders, tegenstanders en zij die ergens vertwijfeld ronddwalen in het midden. Ik behoor tot die laatste groep.

Vorige week ging ik onnadenkend ontbijten bij de Intratuin. Bij de kassa werd ons gevraagd onze QR code te scannen. Ik heb hem niet, de beruchte app. Gewoon omdat ik hem vergeet eigenlijk, maar ook omdat ik er het nut gewoon niet zo van inzie. Ik begrijp niet goed waarom ik wel gewoon mag winkelen en niet in dezelfde winkel in het restaurant aan een tafeltje mag gaan zitten. Ik zie dat verschil niet zo, in de winkel kan ik bovenop iemands lip gaan staan, maar ik mag niet aan een tafeltje zitten waar keurig anderhalve meter afstand is. Misschien wel meer, want Sir Lewis houdt strak de wacht over mij. Ik begrijp dat niet zo goed en niemand kan het me uitleggen.

Ik lees berichten van voorstanders en van tegenstanders. De voorstanders zien niet zoveel problemen en de tegenstanders maken zich vooral druk om twee hoofdpunten. Het eerste is de vermeende discriminatie. Een deel van de wereld mag niet meedoen. De voorstanders opperen dat iedereen mee mag doen, je kunt je tenslotte laten testen, het is een keuze. De tegenstanders roepen dat ze zich tweederangs burgers voelen. Ze staan aan de zijlijn van de maatschappij.

Daar vind ik wel iets van, ik bevind me namelijk al jaren aan de zijlijn van de maatschappij. Voor de rollers onder ons zijn er diverse drempels. We kunnen vaak niet zomaar een winkel in, de toegang wordt ons letterlijk ontzegt. Door drempels in de vorm van deuren die te zwaar zijn of de verkeerde kant op gaan, door trappen zonder oprijplaat, door smalle gangpaden en door hoge counters. Geen mens die zich daar verder druk om maakt overigens. Ze hebben er zelf geen last van. Dat laatste maakt denk ik wel degelijk onderdeel uit van hun probleem. Als je niet wilt vaccineren heb je er last van. Als je niet kunt vaccineren is het een ander verhaal.

Het tweede punt is de vermeende controle die de overheid wil krijgen over de burgers met de qr code. Ik zeg vermeend, want vooralsnog gaat het toch echt alleen nog om het gebruik van de qr code om het groene vinkje voor toegang. Is er een kans dat er meer data aan deze qr code gekoppeld wordt? Ik denk, eh ik vrees, het wel. Marketeers doen een figuurlijke moord voor al deze data. Misschien zelfs wel een letterlijke moord, gezien het feit dat bedrijven grof zullen willen betalen voor deze gegevens. Zal een zorgverzekeraar graag willen weten hoeveel iemand beweegt? Eh duh, natuurlijk! De privacy zit nog in de weg, maar in Amerika is met Snowden al lang bewezen dat dat privacy slechts een woord is.

Moeten we ons hier nu ernstig zorgen om maken? Ik denk dat we ons hier tientallen jaren geleden al zorgen om moesten maken. Onze smartphones weten alles van ons, alles. Ons hele hebben en houden zit erin, een schat aan informatie en nu maken de tegenstanders zich druk om controle. Ik vrees dat we die strijd jaren geleden al hebben verloren. In slaap gesust door onze gemakzucht. Deze strijd is al gestreden, daar was corona niet voor nodig. De mens is jaren geleden al gecodeerd.

Foto Pixabay

Rolstoelregenleed

Als ik opsta is het grijs buiten, donkergrijs. De regen komt met bakken uit de lucht. Twee jaar geleden zou het mijn humeur beïnvloed hebben en flink ook. Nu maakt het me niet uit. Beneden wacht mij namelijk een wiebelend achterwerk, een blij koppie met glimmende oogjes en een blije glimlach op vier poten.

Ik kleed me aan en begeef mij naar de benedenverdieping. Daar wacht de blije viervoeter me al op. In zijn blije bekkie zit zijn rode ding. Het rode ding is een rechthoekig geval van Kong met acht gaten. In die gaten verstopte ik koekjes. Inmiddels zijn de koekjes vervangen door een likje pindakaas, want Sir Lewis (hij is nu eenmaal vernoemd naar Lewis Hamilton en mag dus van mij ook de titel Sir dragen) is op een uitsluitingsdieet. De dierenarts vermoedt een voedselallergie en dus is het zes weken geen kip, rund of varken. Hypoallergene brokken en beloningen van kameel en struisvogel. Oh en paard, al vind ik dat nog wat lastig, hypocrisie ten top, ik weet het, een dier is een dier.

Terug naar deze druilerige ochtend. Ik neem mijn medicijnen en trek mijn schoenen en jas aan. Dit klinkt als een simpele handeling, maar niets minder is waar. Deze keuze is zeer ingewikkeld voor mij. Er spelen een aantal factoren, zeker als het regent. Eerste punt van overweging is de basistemperatuur. Is het koud, warm of ergens daartussen in en welke kant daartussen? Manlief zei dat het niet koud was, maar dat zegt niets voor mij, daar waar hij nog blij in korte broek en t-shirt rondloopt heb ik al bijna de winterjas aan. Met handschoenen.

Ik begeef mij naar buiten om te voelen. Koud, is mijn conclusie. Te koud voor mijn Max Verstappen jasje, te warm voor mijn winterjas. De winterjas is ook lek, dus sowieso uitgesloten met dit weer. Tussenjas dus, dons gevoerd, niet te zwaar, goede keus of toch niet. Ik ben een twijfelkont eerste klas. Dan de schoenen. Regenlaarzen zouden natuurlijk een prima keuze zijn, zij het niet dat ik bijzonder koude voeten heb, mijn dikke sokken boven liggen en ik geen zin heb in een dag koude voeten. Mijn Uggs dan maar. Weer zo’n hypocriete keuze. Ik word innerlijk verscheurd tussen de heerlijk warme voeten en het leed dat Uggs heet. Ik heb ze tweedehands gekocht en draag ze op, het is en blijft toch een dingetje in mijn hoofd.

Ik begeef me naar buiten, jas check, schoenen check. Volgende uitdaging, hoe blijf ik droog en warm in de rolstoel. Ook deze keuze vergt enig denkwerk. Ik heb verschillende rolstoelkleedjes, op maat gemaakt door mams. Ik heb een smallere, dubbel gevoerde, bekleed met echte regenjasstof en een brede, waar ik zeg maar echt in kan zitten. Die laatste is echter dunner en bekleed met softshell. Ik zag de bui al hangen, softshell is top, maar zou ik het daarmee wel echt droog houden? Twijfel, twijfel, de regencape eronder of toch niet?

Een kwartier verder ben ik er klaar voor. Uggs, tussenjas, regencape en kleed. Ik lijn Lewis aan en samen rijden we de regen in. Ik haat regen, ik haat kou, maar met Lewis maakt het me niet uit. Samen trotseren we weer en wind. We trekken de achterlanden in, rustig rollend, slechts af en toe ingehaald door een verzopen hardloper of fietser. Het regent gestaag door en de druppels tikken hun ritme op mijn capuchon. Mijn schootkleed raakt doorweekt en er vormt zich een grote plas op mijn schoot. Gelukkig heb ik mijn regencape eronder gedaan. Ik beloon Lewis met zompige brokjes uit een bakje dat halfvol water staat. De lucht blijft grijs, donkergrijs. Mijn humeur blijft zonnig. Ondanks de regen, ondanks de wind. Ondanks mijn zeikesnatte rolstoelkleed en ondanks het rolstoelregenleed.

Betutteling

Hét woord van de verslaafden, betutteling. We worden betuttelt door de overheid. We bepalen zelf wel wat we kopen en wat we doen. We kunnen prima voor onszelf zorgen. Toch?

Ik denk dat we diep van binnen allemaal wel weten dat dit niet zo is. Mensen zijn ieder op hun eigen manier bevattelijk voor verslavingen. De een rookt, de ander drinkt. Weer een ander is verslaafd aan gokken, aan medicijnen, aan paddestoelen, hasj, marihuana of aan de venijnigste van het hele stel, aan suiker.

Ik lees dat de Lidl de sigaretten uit het schap haalt. Hulde, wat mij betreft. Ik wil niet dat mijn kind verslaafd raakt aan sigaretten. Ik weet wat voor ellende het is. Ik ben zelf verslaafd geweest, sterker nog, ik rook maar af en toe, maar vind het niet prettig als me de mogelijkheid tot roken ontnomen wordt. Ergens zit het duiveltje genaamd nicotine dus nog steeds in mijn hoofd. Als een mogelijke uitweg, die ik niet hoef te gebruiken, maar wel kan als ik het wil. Manlief is verslaafd aan sigaretten. Heeft meerdere keren geprobeerd te stoppen, maar het knopje van het echt willen is steeds slechts half ingedrukt en dan is zo’n poging gedoemd te mislukken. Wie wil roken vindt wel een weg. De prijs scheelt ze niet, het is niet voor niets een verslaving. Hoe minder verkoopplaatsen, hoe minder groot de verleiding is. Maar dat is mijn visie. Betuttelend, aldus veel mensen.

Dezelfde discussie gaat momenteel op voor snoepgoed. Ik begrijp met de beste wil van de wereld de mensen niet die niet schijnen te snappen dat de supermarkt te veel rotzooi biedt op het gebied van voeding. Ik zag een documentaire waarin ze lieten zien dat feitelijk alle schappen in de binnenring niets, maar dan ook niets toevoegen aan voedingswaarde. Gemodificeerde troep is het. Te veel suiker, te veel zout, transvetten. Niet goed voor ons. Wel goedkoop. En lekker, en dat is nou juist een probleem. Je hebt toch wilskracht, je kunt toch gewoon langs dat schap lopen, zo zeggen de voorstanders van al dat lekkers. Maar dat is het het juist, er is bewezen dat we dat niet kunnen.

Ik ben niet tegen alle pakjes en zakjes. Ik ben niet tegen snoepgoed, ik hou van een handje (of kom) pepernoten op zijn tijd. Van een bakje chips of een blok chocola. Maar kom op, de gezondere keuze moet toch beter vertegenwoordigd zijn?! Goed en gezond eten is duur, terwijl de ongezondere keuzes goedkoper zijn en voor het grijpen liggen. Goed en gezond eten moet voor iedereen bereikbaar zijn, niet alleen voor de mensen met geld. Daarnaast zijn we zo gewend aan de smaak van suiker dat we niets anders meer lekker vinden. De kracht van suiker en de kracht van de grootverdieners die ons bewust verslaafd maken.

Er komen steeds meer mensen met diabetes, een regelrecht gevolg van onze suikerverslaving. Het aantal mensen met obesitas groeit, maar je mag er niets van zeggen, want we houden onszelf wel in de hand. Tuurlijk, niets om je zorgen over te maken. Zo kunnen de farmaceuten weer wat extra verdienen aan de pilletjes om ons te helpen. Weet je wat echt helpt? Gezond eten.

Betutteling. We weten het zelf allemaal beter. We houden onszelf in de hand. Tot we voor het schap staan en de suiker ons roept. Ik hoor het stemmetje van de reep chocola, die me roept vanuit de la. Martine, kom, neem me, een hapje maar. En ik eindig op bed met de reep in mijn ene hand en de zak chips – die ernaast lag – in de andere. Geef mij maar betutteling, help mij maar de betere keuze te maken. Mijn lijf is je dankbaar.

Foto Pixabay