Onderweg

Deze week staat in het teken van reizen. Niet naar verre bestemmingen, maar reizen in ons kikkerlandje.

Zondag maakten manlief en ik een tripje naar Volendam. Ik was er nog nooit geweest en het leek me fantastisch, zeker in fotografisch opzicht. We namen de toeristische route, over de dijk bij Enkhuizen, tussenstop Bataviastad, Edam, Volendam centrum. Niet te missen, busladingen vol selfiesticks wijzen de weg. Vlaggetjes met volgende schaapjes, foto’s nemend in iemands tuintje, bizar! De Volendamse dijk leek wel een mierennest. Niet mijn ding, ik zag vooral toeristische billen. We hebben nog wat rondgestruind tussen de rustige straatjes (wel leuk) en zijn daarna op zoek gegaan naar ons hotel.

De volgende ochtend togen we naar ‘de Zaanse schans’. Het weer was bar en boos, een pittig windje liet de fietsers schuin over de weg gaan. Donkere wolken met af en toe een straaltje zon. Ik hou van blauwe luchten, maar fotografisch is dit zoveel beter! Ik hield dus vooral mijn smartphone tegen het raam. ‘De Zaanse schans’ vond ik leuk, net het ‘Openlucht Museum’ in het echie. Molens en huisjes en wind, veel wind. Toen we rond waren kwam de regen, we waren precies op tijd. Daarna naar Marken, ook leuk, toerist in eigen land. De vuurtoren was een stap te ver met dit weer, maar rondje huisjes kijken beviel prima. Mijn lijf was het zat, op weg naar huis.

Dinsdag even bijpraten met mijn vriendin en een bezoekje trombosedienst, woensdag voorbereiden op vandaag, wamt ik ben weer op reis. Nu in mijn uppie met de kneuzentaxi. Vergadering Facing EDS, er moeten spijkers met koppen geslagen worden, aan de bak dus! Ach ook Brabant is mooi en wie weet heb ik tussendoor wat tijd mooie plaatjes te schieten, ik ben een geoefend meerijdend fotograaf.

Hierbij wat smartphone plaatjes, een stukje laag Holland.

Raar maar waar

Ik kwam deze uitspraak van ‘Rumag’ tegen in mijn herinneringen op Facebook. Voor veel mensen een grappige uitspraak en niet meer dan dat. Voor veel van mijn lotgenoten en zeker ook voor mijzelf een uitspraak in de categorie ‘raar maar waar’.

Ik kan mijn armen redelijk gebruiken zolang ik ze maar niet op hoef te tillen. Zo kan ik als ik mijn armen steun op mijn schoot en mijn telefoon steun op mijn benen best een blog typen en wat neuzen op internet. Lastiger wordt de laptop, dan mis is al snel steun. Nog lastiger is het kammen van mijn haar, mijn haar wassen of (eentje uit de categorie bijna onmogelijk) mijn haar in een paardenstaart doen. Dat laatste doe ik dus maar niet (het hebben van Spock oren van formaat weerhoudt mij hier eerlijkheidshalve ook van).

Het is lastig, mijn ‘Inner Leco’ wil ook weleens iets leuks qua kapsel. Het komt dus weleens voor dat ik vol goede moed voor de badkamerspiegel sta, met warrige bos ontploft stro. Je haar paars verven en terug blonderen is niet de beste manier van haarverzorging en douchen én föhnen is teveel van het goede. Mijn haar droogt dus meestal liggend en daarmee creëer je geen Leco-waardig haar. Voor de badkamerspiegel dus, de stijltang aangesloten binnen handbereik. Borstel op links, stijltang op rechts, telefoon met instructies in het midden, balancerend op de wastafel (het basisstation van de stijltang neemt het kastje al in beslag).

Ik borstel en draai (zonder krulborstel want die zat bij poging één al vastgedraaid in mijn blonde lokken) maar het gaat eerder springen dan krullen. Mijn haar springt beduidend hoger dan ikzelf ook, springt er toch nog iets in mij. Waarom geen krultang vraag je je misschien af, nou die vindt altijd mijn oor, dat dan rood is zonder spannende verhalen. Ook de auto-kruller is geen succes. Het komt erop neer dat ik mijn armen niet lang genoeg omhoog kan houden, mijn handen en polsen niet in de gevraagde richting willen bewegen en ik gewoonweg bloedje onhandig ben, in dit opzicht in elk geval.

Daar zit ik dan (ook staan is een uitdaging in dit opzicht), ingestort op het toilet. Dankzij de haarlak, een beetje corrigerend water en een vrij makkelijk, korter geknipt laagjes kapsel, kan ik er enigszins mee door. Aan de voorkant, want de achterzijde laat ik voor wat het is, plat. Ik moet na dit avontuur toch weer liggen alvorens ik de deur uit kan voor een boodschap of twee. Je moet er wat voor over hebben zo’n net niet Leco look 😉…

De dag van…

Ik ben een beetje in de war vandaag, meer dan anders bedoel ik dan. Ik vind het moeilijk mij voor te stellen dat een groot deel van Nederland zich gister heeft uitgesproken voor een man die er zulke enge ideeën op nahoudt. Normaal gesproken probeer ik mijn politieke identiteit buiten mijn blog te houden, maar nu uit ik toch mijn oprechte zorgen.

Het is de dag na de verkiezingen en ik word overvallen door een gevoel van treurnis. Ik ben blijkbaar van het naïeve, idealistische soort. Ik ben van het soort dat vindt dat we voor elkaar op moeten komen. Dat we sámen sterk staan, dat de sterken de zwakkeren moeten beschermen. Dat we het geluk hebben op een prachtige planeet te mogen wonen en dat we deze planeet moeten beschermen, samen. Een ‘wij als klein landje kunnen toch niets veranderen zo lang de groten niet meedoen’ past dan ook niet in mijn visie. Iedereen kan de wereld een beetje veranderen, het begint net als bij zoveel andere dingen bij bewustwording, waarna verandering ingezet kan worden. Her begint bij jezelf.

We leven in een egoïstisch tijdperk, in het ‘ik wil best iets doen als het mijzelf maar niets kost’ tijdperk. We willen best windmolens, maar niet in onze eigen achtertuin. Ik kijk uit op een elektriciteitsmast vanuit mijn stoel

In de tuin. Ze zijn nodig, ergens, waarom dan niet voor mijn deur? Ik maak er het beste van, maak ze tot onderwerp van mijn fotografie.

We willen op zich best mensen helpen hoor, maar niet té dichtbij. Stel je toch eens voor dat ‘ze’ kwaad in de zin hebben? Of onze centjes afpikken? We vergeten voor het gemak even dat zij in een compleet andere situatie zitten, dat wij in deze situatie ook ontzettend blij zouden zijn met een veilig soort van thuis. Soort van, want thuis is daar in dat verre land waar mafketels elkaar afmaken.

Angst regeert, angst voor het onbekende, angst voor een leven met minder centjes, want die regeren vrolijk mee. En zo kan het gebeuren dat een man met mooie praatjes het volk verleidt met mooie woorden, poëtisch bijna. En dat bijna op de dag van de poëzie. Een man die vrouwen het liefst terugverwijst naar hun aanrecht, die terug wil naar een ‘witte wereld’, in de lente dus sneeuw is uitgesloten in deze uitspraak. Terug naar de ‘hoogtij’ dagen van deze grote nationaliteit (aan wie doet dit mij denken, iets met een Amerikaanse clown), terug naar een tijd waar de standbeelden staan voor hun daden? Een man die zijn echte gedachten verbergt in een verzameling bladzijden dat zich een roman noemt, over romantisering gesproken. Een man die in zijn ideeën gevaarlijk dichtbij een andere schrijver uit eerder tijdperk komt. Ideeën waarvan iedereen met een normaal stel

hersens zich op 4 en 5 Mei plechtig beloofd zich hiervan af te keren, het verleden haalt de toekomst niet in, of toch wel?

Ik maak mij zorgen, over de verharding in onze maatschappij, over onze planeet, over de toekomst van onze kinderen. Er zijn al zoveel ‘opstandelingen’ geweest, ze geven een kanteling ik de maatschappij weer, maar de gevestigde orde houdt het bij praten. Mooie praatjes, zonder oplossingen geven ruimte voor uitwassen met nog mooiere praatjes. Politiek is marketing, de beste, slimste, charmantste wint de zieltjes. De achterliggende gedachte blijft achterliggend, op een tweede plaats. Er borrelt iets aan de oppervlakte, ik hou mijn hart vast.

Vandaag, op de dag van de poëzie, op de dag van de vriendschap open ik mijn hart in vriendschap, in kameraadschap. We hebben een beetje meer liefde nodig in de wereld, liefde voor onze medemens, liefde voor onze planeet. Laat liefde de angst vervangen, heerlijk poëtisch, idealistisch. Het is er een mooie dag voor!

Beperkt?

Mijn vraag van de dag: ‘en ik beperkt?’ Goede vraag, ik heb mijn beperkingen, net als ieder ander mens. De een is fysiek beperkt, de ander misschien op een ander front.

Ik heb best de nodige fysieke beperkingen; ik kan slecht zitten, zak steeds verder in elkaar, dat is best lastig als rolstoeler. Ik heb dus ook een loopbeperking, ik kan wel lopen, maar niet zo ver. In mijn hoofd kan ik overigens veel verder lopen als in de praktijk. Ik denk bijvoorbeeld dat ik best zonder braces van de parkeerplaats naar het stemlokaal kan lopen, een meter of vijftig. Wat ik vergeet is dat ik daar ook nog naar binnen moet, moet stemmen en terug moet lopen. Dat is een stap of vijftig te ver voor mij. Gelukkig had ik paps en de rolstoel bij me en ik ben dan ook braaf gaan zitten. Dat laatste geeft aan dat mijn mentale beperkingen op dit front verminderen. Ik heb een beter inzicht in wat mijn beperkingen zijn, vandaag tenminste.

Ook mijn armfunctie is beperkt, daarom word ik of geduwd of maak ik gebruik van Alex, mijn elektrische rolstoel. Een elro (afkorting voor elektrische rolstoel) hebben zegt niets over totaal niet kunnen lopen, het zegt slechts iets over een verminderd vermogen tot én lopen én zelf rollen, al zijn er natuurlijk ook mensen die beide helemaal niet kunnen. Mijn schouders zijn brak (net als mijn polsen en handen) en daarom rijd ik elektrisch. Ook in dit opzicht heb ik dus te kampen met beperkingen.

Het slecht kunnen zitten wordt deels veroorzaakt door een slechte rompbalans. Ik heb moeite mijzelf overeind te houden en door weinig tot niet kunnen trainen (trainen is voor mij overbelasting) wordt dit steeds erger. De andere oorzaak is het littekenweefsel in mijn onderrug, dat drukt op mijn zenuwen. Liggen is in dat opzicht mijn redding. Een redding kan tegelijk dus ook een beperking zijn. Ik kies er echter voor om het als mijn redding te zien.

De vraag van de dag kan ik dus bevestigend beantwoorden als ik kijk naar bovenstaand verhaal. Het laat echter een groot deel buiten beschouwing, mijn hoofd. Alhoewel mijn koppie vaak te zwaar voelt voor mijn nek (dat krijg je met zoveel intelligentie in een blondje) beschik ik over een positief ingesteld stel hersens. Zolang mijn hoofd in orde is, ik in staat ben fatsoenlijk na te kunnen denken (liefst zonder al te veel ‘brainfog’) vind ik het wel meevallen. Er zijn in dat opzicht genoeg beperkten in de wereld die het niet eens zelf in de gaten hebben. Het is maar hoe je het ziet.

Mijn ‘beperkingen’ hebben mij deels gevormd, hebben mij gemaakt tot wie ik ben. Een stuk empathischer, maar gek genoeg ook zelfverzekerder. Ik durf eindelijk op te ‘staan’ voor wie ik ben. Kwetsbaar te zijn, kwetsbaar kan zeker sterk zijn. Ik ben dan misschien fysiek beperkt, maar ik kan denken in oplossingen, zie altijd mogelijkheden, onbeperkte mogelijkheden.

Een ‘goeroe’ aan het woord?

Ik vind het eerlijk gezegd een beetje eng, het bezorgt me de kriebels. Mijn fysio op het revalidatiecentrum wees mij er een aantal jaar geleden al op, op een wankele fundering kun je niet bouwen. Deze ‘fysiogoeroe’ doet uitspraken die gestoeld zijn op een zeer wankele, zo niet instabiele fundering. Het enge hieraan is dat juist hij mensen opleidt in deze zienswijze en er een gerede kans is dat ofwel hij of één van zijn ‘discipelen’ in aanraking komt met iemand met een bindweefselaandoening.

Al jaren vechten verschillende lotgenoten en ik tegen allerlei niet werkende ideeën van therapeuten. Al jaren proberen we door te dringen, proberen we ze aan het verstand te peuteren dat bij onze aandoening verder gekeken moet worden en de standaard oefeningen niet altijd (meestal niet) werken. Ik krijg echt de kriebels als ik dan de volgende uitspraken lees.

‘Pijn door hypermobiliteit? Wat een onzin!’

Als ervaringsdeskundige kan ik zeggen dat dit zeer zeker geen onzin is. Het hangt allemaal af van de oorzaak van de hypermobiliteit. Ook ik heb dit te horen gekregen, mijn eerste revalidatiearts zei: ‘één op de tien mensen is hypermobiel, net als ik, je moet gewoon een beetje harder trainen en je niet zo aanstellen’. Gevolg, ik trainde mij letterlijk kapot. Deze uitspraak is gevaarlijk. Hypermobiliteit kan een onschuldige eigenschap zijn, net als blauwe ogen of blond haar, maar hypermobiliteit kan ook een symptoom zijn van een onderliggende bindweefselaandoening. ‘Normale’ hypermobiliteit doet geen pijn, heb je echter een hypermobiel lijf (met hypermobiliteit in meerdere gewrichten) en heb je last van pijnklachten die langer dan drie maanden aanhouden, laat je dan checken door een arts. Er is immers een kans dat je lijdt aan ofwel HSD (Hypermobility Spectrum Disorders) of EDS (Ehlers Danlos Syndromes). Dan is het zaak erger te voorkomen en ja, hypermobiliteit kan zeker wel klachten veroorzaken!

Gewrichten overstrekken als je een bindweefselaandoening hebt is een tweede natuur. We zoeken de uiterste standen op om stabiliteit te zoeken. Daarnaast hebben we een verstoorde propriocepsis (het gevoel waar onze gewrichten zich bevinden in de ruimte), ons lichaam realiseert zich niet dat we onze gewrichten steeds verder overstrekken. Dit kan wel degelijk kwaad, door de grens steeds verder op te rekken slijten de gewrichten. Ik had op mijn negenentwintigste al versleten knieën en schouders. Ook mijn onderrug vertoont slijtage. Onze banden zijn als uitgerekte elastiekjes en houden het gewricht niet goed op zijn plaats. Gevolg hiervan zijn ontwrichtingen, het steeds (sub)luxeren van een gewricht geeft wrijving en dus slijtage. Het is dus zeer zeker niet aan te raden te overstrekken.

‘Hypermobiele gewrichten bestaan niet’

Eh, ik lijd aan het hypermobiele type van EDS. Een symptoom hiervan zijn hypermobiele gewrichten. Complete onzin dus om te beweren dat hypermobiele gewrichten niet bestaan. Het feit dat hij soepele gewrichten moet (en gaat) losmaken geeft al aan hoe ver zijn verstand van onze aandoening reikt. Het losmaken of ‘kraken’ van hypermobiele gewrichten is een contra-indicatie. Hoe fijn het ook kan voelen, het is geen goed idee. Een gewricht moet na een (sub)luxatie wel teruggezet worden, maar wervels ‘kraken’ kan veel ellende veroorzaken en wordt afgeraden. Onze spieren zijn vaak te strak of verkrampt. Stel je voor hoeveel moeite het de spieren kost om onze te soepele gewrichten op de plaats te houden. Onze spieren bedrijven topsport, vierentwintig uur per dag, alle dagen van de week. Geen rust, geen pauze. Dat levert spierpijn op, best logisch. Ontspanning is lastig voor ons, altijd zijn we zoekende naar de goede balans.

In dit stuk worden dansers en circusartiesten één op één vergeleken met mensen met een bindweefselaandoening. Dit is geen vergelijk, niet iedereen met hypermobiliteit heeft een bindweefselaandoening. ‘Core stability’ is voor ons ontzettend belangrijk, het houdt ons lijf rechtop voor zover mogelijk. Training is echter niet voor iedereen mogelijk. Waar een gezond mens best over zijn grenzen kan gaan is dat voor ons gevaarlijk. Het is van belang de grenzen goed te leren kennen en er rekening mee te houden.

Dit bericht is opgepakt door een oplettende lotgenoot, het is inmiddels verwijderd van de pagina. Waarom deel ik het dan toch? Omdat deze ideeën nog te vaak leven bij therapeuten en helaas ook artsen. Er wordt nog te vaak geroepen dat de pijnklachten tussen de oren zitten en we maar iets harder moeten trainen. Was het maar zo makkelijk! Het is aan ons om ongenuanceerde en onwetende artsen en therapeuten op te leiden. Zodat onze kinderen niet onze strijd hoeven voeren.

WMO

Als ‘kneus’ kom je er niet onderuit, op enig moment kom je in aanraking met de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). De WMO regelt bijvoorbeeld een rolstoel, een vervoerspas of aanpassingen in huis. Een rolstoel ‘kopen’ klinkt als iets simpels, maar dat is het niet. Een beetje fatsoenlijke rolstoel kost al gauw een paar duizend Euro. Een goede rolstoel moet bij je passen, qua maat, qua zitkussens, qua mogelijkheden. De stoel is letterlijk een vervanging van je onderstel en mag er boven op dit alles van mij dan ook best een beetje goed uitzien. Maatwerk kost geld, in onze ‘branche’ is alles duur.

De WMO is er om mensen die deze hulpmiddelen nodig hebben te ondersteunen. Dat is fijn, daar zijn we blij mee, althans als het werkt. Hoezo, als het werkt hoor ik je denken? Nou, we leven in een tijdperk waarin er steeds meer van ons verwacht wordt dat we het zelf oplossen. Hulp kost geld en geld kun je maar één keer uitgeven. In plaats van kijken naar wat iemand nodig heeft en dat op de eerste plaats te zetten komen veelal de kosten op de eerste plaats en dan vooral in hoe besparen we op deze kosten. En zo kan het gebeuren dat iemand die een rolstoel nodig heeft om zelfredzaam te zijn (let wel, zelfredzaamheid is waar de WMO om draait) deze rolstoel niet krijgt.

Ik heb meerdere lotgenoten die in gevecht zijn met de WMO over een rolstoel. Over het überhaupt krijgen van een rolstoel, maar ook over het type rolstoel. Ik schreef het al, het klinkt vrij simpel, maar dat is het niet. Gemeenten hebben afspraken met bepaalde leveranciers. Hierdoor krijgen ze flinke kortingen op bepaalde stoelen. Deze stoelen zitten dan ook ‘standaard’ in het programma. Deze stoel kan ook niet bij jou te passen en dan heb je een probleem. Er is wel zoiets als een stoel krijgen via een PGB (PersoonsGebonden Budget), maar dan moet je het ten eerste zelf regelen (en de kosten voor onderhoud etc. zelf betalen) én je kunt geen gebruik maken van de kortingen die een gemeente wel krijgt. Dit kan echt oplopen tot een paar duizend Euro, zeker als we praten over een elektrische rolstoel.

Wat nou als je de rolstoel nodig hebt maar niet krijgt? Wat als je tijdens een keuring nét iets meer kunt lopen dan honderd meter? Wat moet je als je benen letterlijk onder je vandaan donderen en jouw gemeente dit niet wil zien? Je bent al zoveel afhankelijk van anderen, de muren van je huis komen op je af, je bent gevangen in je eigen huis. Uitjes worden onmogelijk, even eruit wordt onmogelijk. Hoe moet je er even uit met je hond, hoe ga je ergens naartoe? Wat moet je als je benen je niet meer kunnen dragen en je gemeente je in de steek laat?

Een goede rolstoel voor dagelijks gebruik is voor de meeste mensen met een chronische ziekte onbetaalbaar. We zijn afhankelijk van het oordeel van onze gemeente, van de WMO. We zijn afhankelijk van het oordeel van een medewerker, zij gaan letterlijk over een groot deel van onze kwaliteit van leven. Je vraagt geen rolstoel aan voor de lol, je moet een enorme mentale drempel over voor je deze stap zet. Voor je hem aanvraagt heb je al zoveel moeten inleveren, zoveel moeten accepteren, het is waanzin dat je dan ook nog moet ‘bedelen’ om de voorziening te krijgen die je nodig hebt. Het is nog grotere waanzin dat een medewerker dan even voor jou bepaalt dat je maar gewoon moet gaan lopen, zoals momenteel gebeurt bij een lotgenoot van mij.

Wij zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van de WMO, overgeleverd aan de empathie van één persoon. Een persoon die misschien de centen zet voor de mensen, die geen idee heeft hoeveel we al hebben moeten overwinnen. Ik heb geen invloed op gemeenten, maar hoop dat dit bericht de medewerkers in kwestie onder ogen komt. Ik hoop dat ze begrijpen dat ze een beslissing nemen die voor ons van levensbelang is, dat ze met een afwijzing letterlijk de poten onder je stoel vandaan zagen, dat een rolstoel het verschil maakt tussen eenzame opsluiting in huis en deelnemen aan de maatschappij; onze participatie maatschappij…

Afbeelding Rianne Witteveen

Genderdysforie

Naar aanleiding van een bericht wat ik net lees over onze ‘held’ in Amerika, die maakt dat transgenders in de toekomst alleen nog welkom zijn in het leger met hun geboortegeslacht, deel ik dit blog van vorig jaar nog een keer. Ze zijn knettergek daar, alsof genderdysforie een keuze is. Ik vind het belangrijk dat mensen kunnen zijn wie ze zijn ❤️.

Genderdysforie

Op de een of andere manier heeft het me altijd geïnteresseerd, genderdysforie. Het lijkt me vreselijk, het gevoel dat je lichaam niet bij je hoort.

Als kind was ik niet het meisje-meisje, ik speelde liever met auto’s en voetbalde, was niet zo’n meisjes fan. Toch wilde ik geen jongen zijn, ik was gewoon van het jongensachtige type. Veel mensen denken dat dat het is, dat het een kwestie van aanstellerij is. Zoals over zoveel onderwerpen denken deze mensen het beter te weten. Ze beseffen niet tegen hoeveel vooroordelen deze groep aanloopt, wat hen allemaal te wachten staat en hoeveel ze ervoor over moeten hebben.

Ga er maar aanstaan, elke dag geconfronteerd worden met een lijf dat niet bij je hoort. Het niet alleen niet mooi vinden, het verafschuwen. Het commentaar van anderen hierop, ik vind het ongelooflijk dapper dat je op durft te komen voor het feit dat je anders bent, zeker in de pubertijd. Het vergt lef, het vergt doorzettingsvermogen, geloof in jezelf, wijsheid, kracht. Het maakt sterke personen, maar het maakt ook kwetsbaar. Het wordt tijd dat mensen leren anderen te zien als de persoon die achter het uiterlijk schuilgaat. Dat we mensen gewoon accepteren zoals ze zijn, iedereen is anders en juist dat maakt de mensen mooi.

Wat helpt in deze strijd is de acceptatie van de omgeving, het weten dat er van je gehouden wordt. Of je nu een jongen of een meisje bent, je persoonlijkheid is en blijft dezelfde. Waarom is het voor mensen zo moeilijk te accepteren dat de natuur een fout heeft gemaakt, want dat is het. Waarom mag dit niet gecorrigeerd worden? Waarom worden mensen voor gek verklaard, terwijl het zo duidelijk is. Het lijden is al groot genoeg, het beeld in de spiegel, dagelijks. Maak het niet groter, steun, heb lief, accepteer, leef mee. Wees blij dat we dit tegenwoordig kunnen corrigeren. Omarm de persoon om wie hij of zij is van binnen.

Deze schreef ik voor een goede vriendin…

je gunt

je kind

alles

je wilt

het beste

altijd

en als ze

niet

gelukkig is

als het

plaatje

scheef is

ben je daar

voor haar

ben je daar

voor hem

verander je

samen

dag mijn

dochter

welkom

zoon

Achterlijke veren…

Ik heb er een haat/liefde verhouding mee, met complimenten. Raar toch? Ik bedoel, een compliment laat je stralen, geeft zelfvertrouwen, een compliment krijgen is leuk! En toch heb ik er moeite mee. Niet om ze te geven, wel om ze te ontvangen.

Ik denk dat iedereen het herkent; ‘leuke broek!’, ‘ja, was in de uitverkoop’. Dat had ik vroeger ook altijd. Alsof je het compliment niet waard bent. Daar ben ik overheen gegroeid, inmiddels durf ik gewoon ‘dank je’ te zeggen. Al ligt deze reaktie nog steeds op het puntje van mijn tong. Waarom doen we dit? Waarom is het zo moeilijk een compliment in ontvangst te nemen? Waarom is het zo moeilijk ze oprecht te geven?

Het grootste punt van ongemak zit hem vaak in de oprechtheid. Ik merk dat ik mijzelf soms een beetje op de vlakte houd. Als ik ergens enthousiast over ben reageer ik ook zo, enthousiast. Als ik mezelf niet zo goed raad weet met mijn reaktie reageer ik niet. Ik kan niet roepen dat ik iets mooi vind als dat niet zo is, dat lukt gewoon niet. Een soort van alles of niets, dat niets meer om niet als een botte boer(in) te reageren, want dat is niet zo aardig en ik wil toch wel een beetje aardig zijn. Een beetje he? Want van té krijg ik kromme tenen.

Haat/liefde, ik ben in mijn leven eigenlijk best wat mensen tegen gekomen die recht voor zijn raap hun mening in mijn oor tetterden. Als kind was ik dol op zingen, ik was geen ‘Idols’ materiaal, dat wist ik zelf ook wel, maar ik vond het leuk en in besloten kring liet ik mij dan ook vooral niet tegenhouden. Mijn muziekleraar op de middelbare school maakte echter korte metten met mijn zorgvuldig geconserveerde dosis lef om te zingen. Zijn bril ging scheef bij de kraaien in de klas en jawel, daar hoorde ik ook bij blijkbaar. Ik hield vanaf dat moment mijn kaken stijf op elkaar. De Mereltjes werden net als de zanglijsters de hemel in geprezen en de tamme kraaien met de grond gelijk gemaakt. Goede manier om je studenten wat liefde voor muziek mee te geven.

Deze kraai had zeker ambitie, alleen op welk vlak was een kwestie van uitzoeken en uitproberen. Tegen de tijd dat ik de dertig was gepasseerd ontdekte ik mijn oog voor compositie. Ik bleek best aardig overweg te kunnen met een camera en ging dan ook dolenthousiast op fotocursus. Toen ik na drie jaar ploeteren mijn eind-portfolio klaar had liet ik dit dan ook met hetzelfde enthousiasme zien aan iedereen die het wilde, ok, misschien ook aan iedereen die het niet wilde, aan iedereen dus. Ik was trots, ik denk dat ik voor het eerst in mijn leven écht trots was op mijn prestatie. Iemand vond dat ik daarmee om veren vroeg. Ik vroeg niet om veren, ik wilde mijn enthousiasme delen.

Tot op de dag van vandaag heb ik daarom moeite met complimenten, met het delen in en uit enthousiasme. Het voelt als vragen om ‘veren’ en ja, waarom zou dat niet mogen? Het is toch fijn om af en toe eens bevestigd te worden in wat je doet? Om te horen dat je het goed doet? Ik ben voor complimenten! Wat zie je er leuk uit vandaag, wat fijn dat je naar me luistert, dat je de moeite neemt te lezen wat ik schrijf. Het maakt dat je voelt dat je de moeite waard bent! Maar wel graag gemeend, want ik krijg serieus kromme tenen van de nietszeggende kreten die soms als grote pauwenveren in een digitaal achterste worden gepropt. Of eh, is dat toch dat stemmetje in mijn achterhoofd?

Tijd

Ik heb tijd zat, zou je zeggen tenminste. Ik bedoel, ik werk niet, heb de hele dag tot mijn eigen beschikking. Zeeën van tijd hoor ik te hebben. Hoor ik te hebben ja, want effectief heb ik altijd zeeën van tijd tekort.

Wat vreet ik dan de hele dag uit? Dat vraag ik mij ook weleens af. Even kijken, om te beginnen ben ik een langslaper. Dat was ook in mijn werkende leven al een probleem. Opstaan is niet mijn favoriete ding op mijn schamele to-do lijstje. Ik ben voor tien uur (in de winter, in zomer gaat mijn biologische klok eigenzinnig een uurtje achteruit) geen mens, echt niet. Ik kan gewoon niet functioneren, het is voor iedereen beter als je de schone slaapster voor die tijd gewoon met rust laat, in bed wel te verstaan. Ik loop anders letterlijk tegen de deur (en muur) aan.

Eenmaal wakker ben ik echt wakker, dat dan weer wel. Ik ben op mijn best tussen laten we zeggen tien en twaalf. Daarna loopt het snel terug met een hoogte (eigenlijk diepte) punt tegen een uur of twee. Ook daar had ik op mijn werk al last van. Tegen twee uur moest ik mij een kwartiertje op het toilet verstoppen. Niet voor het ‘grote’ of ‘drukkende’ werk, nee tegen twee uur vielen mijn ogen gewoon dicht. Geen luciferstokje was bestand tegen de twee uur dip. Op mijn armen gaan liggen aan mijn bureau was geen optie, een power nap op het toilet dan maar. Met mijn hoofd zo ongeveer op mijn knieën probeerde ik mijn energie te hervinden. Het licht was mij genadig en ging na een minuut of wat vanzelf uit. Tegenwoordig lig ik tijdens de middag dip, ben ik alleen dan doe ik mijn oogjes (en snaveltje) maar even toe. Voordeel van beroepskneus zijn, het staat in mijn taakomschrijving; chronisch vermoeid, check!

Als ik geluk heb kan ik na deze halve dag nog iets doen, voor mijzelf bedoel ik. Met een beetje pech blijft het bij koken (of bij manlief appen om iets te eten mee te nemen). Vandaag kon ik nog een paar foto’s bewerken. Fotograferen is en blijft een grote hobby, er komt alleen een stuk meer bij kijken dan op het knopje drukken. Wat ik schiet met mijn telefoon kan ik liggend bewerken, maar als ik een ‘echte’ shoot doe ga ik op pad met mijn grote camera. Die foto’s bewerk ik op mijn laptop, maar dat gaat een stuk lastiger door mijn brakke schouder. Vandaag kon ik dus eindelijk een beetje achterstand wegwerken. Vroeger deed ik dit gewoon naast mijn werk, ‘s avonds of in het weekend. Tegenwoordig mag ik blij zijn als ik eens per maand achter de computer kan kruipen voor dit werk. Een half uurtje, misschien een eigenwijs (en pijnlijk) uurtje en dan is het weer plat. Er moet nog gekookt (of zoals vandaag opgewarmd) worden.

Dat is het dan voor wat betreft ‘iets nuttigs’ doen. In de avond is mijn tijd niet effectief. Dan is het liggen, beetje tv kijken, beetje lezen, de na-het-eten dip overleven tot ik naar bed kan. Gek genoeg leef ik na negen uur soms weer op, maar ik moet toch enigszins op tijd naar bed omdat ik anders nog later opsta. Tijd is dus niet direct effectieve tijd. Van effectieve tijd heb ik lange tijd geleden al afscheid genomen. Al vraag ik mij af of ik ooit heb ervaren wat echt ‘effectieve’ tijd is. De vermoeidheid achtervolgde mij al toen ik nog in de luiers zat.

Ik heb dus te weinig uren in een dag, te weinig uren met een volle batterij. Mijn batterij staat altijd in het rood, opladen gaat op een goede dag tot misschien een donker oranje en daar maak ik dan ook vol gebruik van!

Vrouwen

Acht maart was het internationale vrouwendag. Dé dag van de vrouw. Raar eigenlijk, waarom moet er een dag van de vrouw zijn? Waarom is er na al die jaren nog steeds sprake van ongelijkwaardigheid als het hierop aankomt? Waarom zijn er nog steeds culturen waarin vrouwen onderdrukt worden? Waarom verdient een vrouw nog steeds minder in eenzelfde soort functie als een man? Waarom komen wij vrouwen niet voor elkaar op?

Belangrijke vragen, waarop ik geen antwoord heb. Ik snap zelf ook niet goed waarom vrouwen bijvoorbeeld elkaar zo snel veroordelen. Er lijkt altijd sprake van een soort onderliggende competitie. Zij is mooier (toch een gevoelig puntje bij veel vrouwen), slanker, jonger of beter. Waar vrouwen zijn wordt vergeleken en niet alleen door de man.

Ik ben een vrouw (al vond ik het op mijn werk een stuk makkelijker ‘one of the guys’ te zijn), dus ik weet een beetje hoe het voelt. Ik hou van mannen hoor (zeker de mijne), maar op sommige punten zal ik ze nooit begrijpen. Ik kan me kapot ergeren aan de ‘hoge testosteron’ factor; het continue kijken naar andere vrouwen (ik persoonlijk werd daar vroeger behoorlijk onzeker van), de opmerkingen, het banale gedrag van sommige exemplaren. Aan de andere kant zijn mannen een stuk duidelijker in de communicatie. Ze zeggen wat ze bedoelen en dat is bij vrouwen toch vaak net ietsje anders.

Vrouwen zijn onderling niet gemakkelijk, het is meer onderhuids, de gevoelens staan soms in de weg. Het is niet makkelijk hoor, vrouw zijn. Er zijn regels, ongeschreven, gevoelsmatige regels en daar moet je je aan houden. We leven altijd op een grens, moeten een balans vinden met het andere vrouwelijke exemplaar. Val je op, wil je aandacht, val je niet op ben je een grijze muis. Zeg je iets negatiefs ben je jaloers (dit dan weer juist vaak volgens de man), geef je een compliment zit er iets achter (aldus de vrouw). Het is een evenwichtsbalk en je dondert er zo van af.

Maar goed, vrouwen steunen elkaar minder snel als mannen. Mannen hebben zo’n standaard bondje (of is het net als bij de Mol een schijnbondje?); jij bent een man, dus ik sta achter je. Lijkt me heerlijk! Hebben wij niet (ach, met sommige gelukkig wel). Waarom steunen we elkaar niet, waarom gaan wij niet massaal op de barricades voor andere vrouwen?

Vrouwen zijn gevoelsdiertjes, ze houden altijd rekening met een ongelooflijk aantal scenario’s en ze missen een bepaalde arrogantie. Het zal de testosteron wel zijn, de missende ‘ik kan het’ factor. Wij hebben het schommelde twijfel hormoon. Het wordt tijd orde op zaken te stellen. Wij vrouwen verdienen het. Toch?!