Realisme

Het is weer zover. Er is een filmpje van een Duitse lotgenote. Iemand die een boek heeft geschreven over haar ervaringen met EDS en haar omgang ermee. Een positief verhaal, een verhaal dat beschrijft hoe ze zich met fysiotherapie, wilskracht, positiviteit en hard werken (binnen haar grenzen) van arbeidsongeschiktheid naar weer werken heeft gevochten. Een persoonlijk verhaal, waar iedereen wel een mening over heeft.

EDS is een lastige aandoening, een aandoening met een heel spectrum van verschillende symptomen. EDS is een probleem in het bindweefsel en dat bindweefsel zit overal. Het zit in de banden en pezen (wat leidt tot hypermobiliteit), in de huid, maar ook in de organen, het bevindt zich door het hele lijf. Er kan van alles aangedaan zijn en de mate waarin het aangedaan is kan per persoon verschillen. De ene lotgenoot kan bijna alles, een ander kan bijna niets. Daarnaast kan het zelfs per dag verschillen. Het is onvoorspelbaar en daardoor ook onvoorstelbaar voor veel mensen. Waarom kan de één ogenschijnlijk zonder problemen lopen, sporten en werken en ligt de ander als een ware firma ‘Kneus & Kreupel’ constant in de kreukels?

Ik heb jaren ‘gewoon’ gewerkt (gewoon tussen aanhalingstekens want er was onderliggend van alles loos), ben ‘pas’ rond mijn veertigste écht ingestort en geheel volgens mijn karakter deed ik ook dat instorten vol overgave. Ik denk dat ik dit had kunnen voorkomen als mijn klachten eerder serieus waren genomen en ik mijn grenzen beter bewaakt had, maar zeker weten doe ik dit niet. Het is nu eenmaal zo gelopen en daar moet ik het mee doen.

Terug naar het filmpje. De vrouw uit het filmpje heeft hard gewerkt aan haar lijf en is weer opgekrabbeld. Dat is geweldig fijn voor haar, ik gun dit iedere lotgenoot! Dat is de ene kant van de medaille. De andere kant is die van de onwetende buitenwereld. Mensen zien en horen nog steeds weinig over EDS. Mensen zijn geneigd de ernst van een aandoening af te lezen aan wat ze kennen (herkennen). Als ze in een filmpje zien dat iemand met EDS zich terugvecht en weer aan het werk kan na een fysio traject denken ze al snel dat dat voor iedereen geldt. Tel daar het trauma bij op dat veel lotgenoten jaren rondlopen met onbegrepen klachten en je begrijpt misschien waarom zij zich zorgen maken. Je ben het heden, gevormd door je verleden.

Een paar jaar geleden zou ik waarschijnlijk mijn hakken in het zand gezet hebben bij het zien van dit filmpje. Inmiddels begrijp ik het beter. Inmiddels weet ik dat EDS gepaard gaat met pieken en dalen. Inmiddels weet ik hoe wijdverspreid de klachten kunnen zijn, hoe grillig het verloop kan zijn, maar ook hoe sommige lotgenoten wonder boven wonder ook een beetje op kunnen krabbelen. Dat je achteruit kunt gaan, maar ook weer stapjes vooruit kunt zetten. Inmiddels weet ik dat positief blijven een wereld van verschil kan maken en daarmee zeg ik absoluut niet dat je daarmee beter wordt. Wel dat het je mentaal beter gezond houden kan.

Wilskracht is een wonderlijk woord in deze. Ik denk dat de meeste mensen met een chronische aandoening hierover beschikken, het is soms meer overleven dan leven en daar is wilskracht voor nodig. Wilskracht kan je de heuvel op helpen, maar kan er ook voor zorgen dat je er zo weer vanaf dondert. Balans is het toverwoord, teveel is niet goed, te weinig ook niet.

Positieve verhalen over EDS zijn nodig om de balans te houden. Het geeft mensen hoop, hoop dat het misschien toch ooit beter gaat, dat het kán. De verhalen van de lotgenoten waar het minder mee gaat zijn ook nodig. Om te laten zien dat ook dat kan gebeuren. Om begrip te kweken, om artsen te overtuigen van de noodzaak mensen serieus te nemen. Beide vormen een overzicht van de aandoening. Samen vormen ze de realiteit.

Over leven

Vorige week had ik een afspraak bij dok. Zo eens per kwartaal spreken we soort van de staat van de dag door. Hij is mijn zorgmanager en ik hou hem dan ook graag een beetje op de hoogte van mijn reilen en zeilen. Daarnaast is het ook een mooie oefening voor Lewis.

We togen dus richting de huisartsenpraktijk, Lewis, ik en de chef (lees tube spuitkaas om de puber aan mijn zijde in toom te houden). Hét onderwerp van gesprek was mijn pijnstillergebruik. Dat klinkt raar uit mijn mond (eh pen), ik weet het. Ik heb legio ware epistels geschreven over het recht op een verstandige verslaving en daar sta ik ook nog steeds achter. Dat wil echter niet zeggen dat ik niet liever gewoon zonder (of in ieder geval met minder) zware pijnstilling door het leven zou gaan. Ik probeer het al jaren; ik bouw af (en weer op), probeer het keer op keer, maar altijd haalt de pijn mij weer in. Herfst en winter zijn niet mijn seizoenen. En toch wil ik het weer proberen, ik heb het gevoel dat ik er klaar voor ben. Ik ben vastbesloten af te kicken van de opiaten.

Wat is er anders aan deze herfst dat ik het juíst nu, juíst in deze anders zo zware periode van het jaar toch aandurf? Er zijn een aantal redenen, waarvan de allerbelangrijkste denk ik de (extra) hulp in huis is. Bijna de hele dag heb ik mensen om mij heen die alles doen wat ik van ze vraag. Ik voel mij ik dat opzicht een échte prinses (geen zorgen, de erwt ligt nog steeds in mijn bed, dus ik verander niet in een verwend nest). Ik heb alle zorg die ik nodig heb en alle hulp die ik mij kan wensen. Dat maakt dat ik eindelijk de ruimte heb gekregen om de rust te nemen die mijn lijf zo hard nodig heeft. Mijn lijf fluisterde al jaren niet meer, het schreeuwde het uit. Het resultaat was pijn, zoveel pijn dat ik er letterlijk beroerd van was. Ik zocht en vond mijn oplossing in de zware pijnstillers. Zonder had ik geen leven, maar ook met bleef het overleven.

Naast alle hulp van mijn zorgverleners is daar ook hulphond Lewis gekomen. Hem opleiden kost mij energie; het is een puber met bananen in zijn oren. Ik moet met hem oefenen en ik moet met hem naar buiten. Ik doe beide met liefde! Dankzij Lewis kóm ik weer buiten. In mijn eentje in de regen een rondje rijden met Alex, dat deed ik niet. Het voelde sneu, het voelde ongemakkelijk, onzeker. Met Lewis aan mijn zijde ben ik die vrouw met die hulphond, met die enthousiaste labrador, met die leuke hond. Ik heb aanspraak, ik heb frisse lucht, ik heb vitamine buiten en wat heb ik het gemist! En dat is dan nog buiten wat hij voor mij doet, want enig idee hoeveel energie het kost steeds uit je rolstoel te klauteren om je sleutels op te pakken als je kouwe klauwen ze weer hebben laten vallen? Ik ben gewoon te ongeduldig om mijn rolstoel eerst omlaag te kantelen en klauter er dus echt uit en weer in…

Het is een balans en alles is precies op het juiste moment gekomen. En zo is daar nu toch dat moment. Dat moment dat ik wil kijken hoever ik kan komen zonder zware medicijnen. Ik weet dat dit niet makkelijk gaat zijn, ik weet dat ik te maken ga krijgen met meer pijn (ik slikte ze namelijk niet voor niets), mogelijke afkickverschijnselen (jawel, ook bewuste verslaafden kunnen hiermee te maken krijgen en ze zijn al aanwezig) en ik heb geen idee hoe mijn systeem hiermee om gaat gaan na zeven jaar gebruik.

Ik heb dok moeten beloven niet te snel te willen (hij kent me) en niet ten koste van alles eraf te willen komen. Het belangrijkste is dat ik een goede balans vindt, eentje die werkt en blijft werken. Eentje waarmee ik kan leven. Na jaren van overleven heb ik eindelijk weer dat gevoel, dat gevoel een beetje te leven. En ja, dan heb ik het over het fysieke front, want mentaal ben ik gelukkig altijd wel goed gebleven en dat is echt ontzettend belangrijk. Als je mentaal ok bent kun je meer aan dan je denkt. Ik ben echt een dankbaar en gezegend mens!

Ik ben het heden
Gemaakt door het verleden
Nu toekomstgericht

Help of Hulp?!

Vandaag is de dag van de mantelzorgers. Een belangrijke dag die niet vergeten moet en mag worden. In Nederland is één op de vier mensen mantelzorger voor een of meerdere personen, (ik heb deze wijsheid van de televisie dus als het niet klopt, hun schuld) dat is echt heel veel. Ook ik ben al lange tijd afhankelijk van mantelzorg. Mantelzorgers nemen je ogenschijnlijk kleine dingen uit handen, maar dragen ook een grote verantwoordelijkheid. Mantelzorg doe je uit liefde, uit liefde voor je naasten.

Ik ben mijn mantelzorgers ontzettend dankbaar dat zij zich voor mij willen inzetten. Ze geven daarmee het onbetaalbare geschenk van tijd. Tijd is echt het mooiste dat je een ander kan geven, het is namelijk onvervangbaar en daarmee ontzettend kostbaar! Hulp aanvaarden is niet makkelijk, maar ook daarmee geef je feitelijk, je geeft iemand ook de kans iets voor jou te doen. Zo is geven en nemen verstrengeld en ontstaat er een kwetsbare balans. Ik hoop dat de mensen in mijn leven weten hoe dankbaar ik ben, ik roep het dagelijks, soms heb ik het gevoel dat woorden absoluut tekort schieten, maar ik meen ze vanuit de grond van mijn hart.

Ik maak even een sprongetje naar mijn dierlijke mantelzorger, want ja, dat is hij eigenlijk wel. Mensen vragen zich weleens af wat die verharende viervoeter nu daadwerkelijk toevoegt behalve extra schoonmaakwerkzaamheden, nou een heleboel kan ik je vertellen! Lewis geeft mij zelfvertrouwen, hij maakt de weg naar buiten vrij. Ik had een hekel aan regen, aan kou, aan donker. In de herfst sloot ik mij binnen op met Netflix om in maart weer voorzichtig tevoorschijn te kruipen. Als ik in winterslaap had gekund had ik dat gedaan.

Ik kwam tegen half elf mijn bed uit en lag er op tijd weer in (mijn bed in de slaapkamer bedoel ik dan). Ik haatte de vochtige kou die zich diep in mijn botten vastzette. Nog steeds ben ik er geen fan van, maar voor Lewis trotseer ik alles. Storm, wind, hagel en regen. Zelfs het donkere park schuw ik niet en mijn rondje met het hondje breidt zich ondanks het weer bijna dagelijks uit. Met Lewis aan mijn zijde ben ik niet alleen. Heb ik een reden om uit huis te gaan. Gister hebben manlief en ik acht kilometer afgelegd door het bos met Lewis als een dartelend hert naast ons.

Hij helpt me mijn sokken en sloffen uit te trekken, hij helpt me met mijn jas. Hij doet de la open en weer dicht en pakt mijn sleutels als mijn stramme vingers ze laten vallen. Vandaag pakte hij tien Eurocent muntjes op om ze weer in mijn hand te laten vallen! Hij danst met me op de maat van de muziek en ligt op mijn benen als ik ook moet liggen. Ook Lewis is een mantelzorger. Vorige week kregen we te horen dat ook de WMO zijn opleiding niet vergoed. Er zitten klem tussen twee instanties. De vraag is niet of ik hem nodig ben, maar wie het moet betalen. In ons land wijst de vinger dan standaard naar die ander.

Een ding is zeker, niemand pakt Lewis van mij af. Hij is van ons en blijft van ons. Hij maakt mijn wereld groter, hij maakt mijn wereld mooier, hij maakt dat ik mijn grenzen opnieuw verken en hij maakt zelfs dat ik de herken. Wie weet krijgt hij me zelfs zover dat ik ze erken.

Ik dank al mijn mantelzorgers, de tweevoeters en de viervoeters. Zonder hun hulp ben ik nergens!

Training

Ik kom niet zo heel veel meer op de lotgenotengroepen. Ik denk dat je soort van evolueert in je acceptatieproces, als je klachten erger worden ga je op zoek naar medestanders. Naarmate je groeit in het proces zwakt dat vaak weer af. Bij mij wel in ieder geval. Ik voel me nu meer ervaringsdeskundig. Ik weet nu zoveel meer over mijn aandoening. Natuurlijk leef ik er al heel wat jaren mee en strijd ik er ook al heel wat jaren tegen, maar ik heb ook ontzettend veel gelezen. Ik heb boeken verslonden, verhalen, ervaringen van andere lotgenoten. Ik heb veel mensen gesproken en ik volg natuurlijk zelf ook een behoorlijk aantal lotgenoten via het digitale netwerk. Zo af en toe zie ik een berichtje of een reactie die me ofwel nieuwsgierig maakt ofwel iets in mij raakt en dan lees en/of reageer ik.

Vandaag ging dat stukje over het wel of niet doen van oefeningen, op fysiek gebied welteverstaan. Ik pik dit toch ook even hier op. Waarom? Omdat training altijd een gevoelig onderwerp is en dat ook zal blijven. EDS en trainen, je kunt er een boek over schrijven. Net als in de rest van het leven is wel of niet oefenen echter te zwart-wit, er zitten meer dan vijftig tinten grijs tussen (en ja ook daar kun je wat oefeningen in vinden).

Als je je als gezond persoon voorneemt te gaan trainen heb je het meestal over flink tekeer gaan in de sportschool of op het sportveld. Je neemt je voor te gaan hardlopen of aan cardio te gaan doen. De handjes laten wapperen of de voetjes in de hardloop- of ander schoeisel te steken. Al mijn enigszins sportieve schoenen hangen naast elkaar aan de wilgen. De treurwilgen en ja in meervoud want het zijn er nogal wat. Korfbalschoenen, indoor schoenen, hardloopschoenen, bergschoenen, dansschoenen (en laarzen), mijn schaatsen en skeelers, een treurig zooitje losgetrokken veters. Ik bezit nog twee paar Nikes, voor het geval ik het weer in mijn kop krijg en voor de zoveelste keer richting de fysiotherapeut wil kruipen met mijn verstand op nul. Op nul, want het verleden zegt in mijn geval tot nu toe nog steeds veel over de toekomst en trainen is in dit geval geen aanrader. Voor mij dan.

Die laatste zin zegt alles. Ik ben gevallen, weer opgestaan, opnieuw ter aarde gestort en uiteindelijk soort van blijven liggen. Soort van, want mijn hoofd wil vol stierse koppigheid meestal nog wel een keer proberen (en nog eens). Voor mij is training geen succes, ik ben té hardnekkig, te fanatiek, te grenzenloos. Ik wil teveel en kan te weinig, ik heb mijn grenzen te vaak overschreden. Het lijkt alsof ik het hiermee heb opgegeven, de pijp aan Maarten heb gegeven, maar niets is minder waar. Ik train dan misschien niet langer, ik ben overgegaan op oefenen. Ik span eigenlijk altijd wel ergens iets aan en dan heb ik het over meer dan het aanspannen om overeind te blijven. Ook dat is overigens een niet te onderschatten oefening voor een hyperdebieltje. ‘Gewoon’ overeind blijven is nog niet zo simpel.

Het probleem met de oefenprogramma’s die bedrijven aanbieden, die beoefend worden in sommige revalidatietrajecten en die fysiotherapeuten zo graag volgen zit hem in de details. Wij zijn niet zoals de meeste anderen. Wij moeten niet over onze grenzen trainen. Meestal moeten we afgeremd worden in plaats van aangemoedigd. Het willen is vaak in grote mate aanwezig, maar het overstijgt het kunnen. En juist dat levert nieuwe blessures op. Het lijkt dan misschien alsof we het opgeven, alsof we klagen over een kleinigheidje, alsof we ons aanstellen, maar het kwaad is al geschied. Ons weefsel is fragiel, heeft schade opgelopen. Het herstel verloopt langzaam, we moeten vele stapjes terug, terug naar onze wankele basis.

Mijn fysiotherapeut zei ooit tegen me dat je ons lijf moet vergelijken met een huis. De basis moet goed zijn anders stort het hele zooitje in elkaar. Onze basis is wankel, er moet eerst gezorgd worden voor stabiliteit. Die stabiliteit zou in ons geval gevormd moeten worden door onze spieren; zij moeten dubbel hard werken, maar ook zij hebben het zwaar. Over de grens geeft problemen, onder de grens ook. Een grens die voor iedereen ergens anders ligt en eigenlijk sowieso onvoorspelbaar is. De ene dag is de andere niet. Op maandag kun je misschien alles en op dinsdag niets.

De een kan trainen, de ander kan oefenen. Ik kan je slechts mijn ervaring in deze meegeven. Luister goed naar je lijf, leer je grenzen kennen. Kijk ze eens goed in de ogen en daag ze bij tijd en wijle uit. Het is en blijft een zoektocht, de balans vinden is het moeilijkste dat er is. Onthou echter één ding, ook oefenen kan een training zijn, het is maar welke naam je het beestje geeft…

Een leven lang strijd

Klinkt best heftig, als ik dit zo neerschrijf en toch is het niet overdreven. EDS is een leven lang strijd, is het niet op het fysieke front, dan wel mentaal. Is het niet mentaal, dan wel qua ondersteuning, is het niet van artsen, dan wel van de maatschappij of van lotgenoten of (erger nog) jezelf. Hoe dan ook is er strijd, altijd.

Ik las gister een opmerking, een opmerking over onbegrip van artsen, waarom anderen zonder strijd de hulp kregen die zij nodig hadden. Nu loop ik al een tijdje mee en lees ik ook al even mee, maar echt makkelijk gaat het naar mijn idee zelden als het draait om EDS. En ik snap dat best, het is, ondanks dat er naar mijn idee best veel lotgenoten rondhobbelen, nog steeds niet heel bekend. Als je al het ‘geluk’ hebt een beetje op tijd een diagnose te hebben, dan nog weten ze niet wat ze met je aanmoeten. Geen EDS’er is gelijk, maar ook geen symptoom is dat. Eh, nee Tien dat zeg je verkeerd, er is toch die hypermobiliteit? Die Breighton, bij de hyperdebieltjes? Ja en nee (wat heb ik een bloedhekel aan dat nietszeggende antwoord), want ik denk dat het nog grijziger is dan die vijftig tinten, zeker dan de 9 Breighton puntjes (maar hier begeef ik mij op een zeer glad ijsvloertje).

Feit is dat ze nog te weinig weten. Feit is ook dat ze helaas soms wel veel dénken te weten. Dat leidt tot zeer schrijnende gevallen. Uitscheurende huid na operaties door zeer eigenwijze arts-portretten die niet willen luisteren. Maar ook de je-kunt-toch-niets-kapot-maken-dus-vooral-doorgaan revalidatie artsen kunnen er iets van (ja ze bestaan en noemen zichzelf arts).

De strijd begint met het begin der klachten, voor een groot deel in de pubertijd (hormonen lijken hier toch van enige invloed), maar terugkijkend zijn er in de vroege peuter pubertijd ook al aanwijzingen. Al vroeg maak je kennis met de grens en alwaar je als ‘normale’ puber daar best overheen kunt blijk jij fysiek vaker tegen een grens aan te knallen dan een ander. Het gaat gepaard met vuurwerk, maar niet van het goede soort.

Strijd, de eerste voorzichtige (of minder voorzichtige) stapjes op het leren omgaan met pijn gebied. Strijd, de eerste vragende blikken van artsen, de eerste ‘jij hebt wel vaak wat hè?’ momenten, de eerste blikken van ‘is het een excuus?’. Strijd, de eerste omgang met de evenwichtsbalk die ze grenzen noemen. Strijd, de vraag aan jezelf, de twijfel aan jezelf.

Jaren en jaren ongeloof doen iets met een mens. Vijf jaar zoeken is lang, is té lang. Vijfentwintig jaar maakt je onzeker, maakt dat je alles in twijfel trekt, zelfs als je best heel goed weet waar je over praat. Ook dat is een strijd, een gestreden strijd denk je, als je eindelijk die drie lettertjes zwart op wit hebt, ware het niet dat het een ‘waarschijnlijke’ diagnose blijft zolang de fout in het DNA niet gevonden is. En door al die jaren twijfel trek je jezelf weer in twijfel. Strijd je weer, nu met jezelf. Heb je de artsen overwonnen, heb je eindelijk de lettertjes, heb je eindelijk hulp op dat front begint het ergens anders.

Strijd in je hoofd, strijd met je lijf, strijd met jezelf, strijd met de artsen, strijd met je grens, strijd met de gemeente, strijd met het UWV, strijd tegen het ongeloof, strijd voor erkenning, strijd.

Strijd heeft mij gevormd, strijd heeft mij sterk gemaakt, maar ik strijd, altijd…

  • in de herhaling *

Trekken en duwen – iets met sjorren en een dood paard

Ik heb al dagen gewoon geen inspiratie. Alhoewel, er is genoeg om over te schrijven, maar de woorden lijken maar niet te willen komen. Halve verhalen (altijd nog beter dan halve waarheden), die ik snel verwijs naar de prullenbak. Het lukt me maar niet er een lopend geheel van te maken.

Ik zou graag schrijven over #teamfred, over hoe ongelooflijk k*t ik het voor hem vind en hoezeer ik hem bewonder om de openheid die hij zojuist gegeven heeft. Het is zeer sterk je zo kwetsbaar open en op te kunnen stellen. Ik denk dat dit de enige manier is om mensen de mond te snoeren. Het gaat andere mensen geen ene moer aan wat iemand uitspookt in zijn slaapkamer, badkamer of welke andere plaats dan ook. Het is privé en ik heb geen enkele behoefte te bekijken hoe een ander de gaten in zijn vrije tijd vult. Waarom voelen mensen de behoefte een ander tot op het bot te vernederen? Voel je je dan beter over jezelf? En waarom moet dit als groot nieuws in de media verschijnen? Alles voor de kijkcijfers, voor de markt, want die is er blijkbaar. Het is triest, verder komen mijn gedachten op dit moment niet.

Ik zou willen schrijven over hoe mensen reageren op de verdere inperking van onze vrijheden. Over de verdeeldheid van de samenleving, over de maatregelen. Over de impact die chronisch ziek zijn heeft en dat dan weer in relatie met de Corona crisis, maar ik heb er al zo vaak over geschreven dat het voelt als één groot déjà Vu. Ik weet niet wat ik aan mijn eerdere stukken moet toevoegen en dus strand ik al voor ik begonnen ben. En zit ik nog steeds zonder een onderwerp.

Als je niets te schrijven hebt, schrijf dan niets. Het is stil in mij, een zeldzaamheid. Het voelt niet goed. Niet omdat ik persé wil schrijven of omdat jullie niet zonder mijn visie kunnen, nee omdat er teveel gaande is in mijn hoofd en ik de woorden niet kan vinden. En dat is niets voor mij…