Gewoningsdag

In een filmpje vroeg Q-koorts, soort van lotgenoot, Deverra vanmorgen aandacht voor ons chronisch zieken. Voor het feit dat wij al jaren, maanden, dagen opgehokt zitten. Voor hoe wrang het eigenlijk is dat mensen nu massaal klagen dat ze niks kunnen, terwijl wij al jaren soort van gevangen zitten en we met enige regelmaat te horen krijgen dat het allemaal zo erg niet is. Dat we moeten kijken naar wat we nog wel kunnen en ons niet moeten focussen op wat we niet kunnen. Alsof dat niet is wat we al doen. Ze pleitte voor zichtbaarheid en daar ben ik het wel mee eens.

Met het oog daarop probeerde ik zelf een filmpje op te nemen waarin ik mijn standpunt in deze verwoorde, maar veel verder dan veel ‘eh’’s en dom geleuter kwam ik niet, dus doe ik het gewoon zo. Schriftelijk, zodat ik eerst kan nadenken en dan kan typen, of zoiets.

Koningsdag. Manlief en ik kregen verkering op Koninginnedag, ik had mijn blik met carnaval al op hem laten vallen, hij had wat meer tijd nodig. De drank gaf de doorslag, denk ik. Vroeger deden we dus wel aan het vieren, uitbundig feesten, samen naar de kroeg, gezelligheid ten top. Nu kan dat niet meer. Nu is een drankje op een terrasje al een uitdaging waar je U tegen zegt. Waar ik een paar jaar geleden nog wel een avondje kon Catannen is ook dat nu een te hoge drempel. Wil wel, kan niet. In de ochtend wil ik nog wel iets afspreken, de middag wordt al lastiger, de avond is een zeldzaamheid. Stappen is er niet meer bij, mijn uitgaansleven beperkt zich tot korfbal kijken bij zoonlief en een rondje park met Lewis.

Vanmorgen had ik geluk, vanmorgen mocht ik VIP winkelen met een vriendin. De hele winkel voor ons alleen, heerlijk! Rustig kijken, rustig passen, zitten tussendoor, dan kan het. Dat was het dan ook meteen, dag vol, gedaan met de Koningsdagpret. Ik klaag niet, het is niet anders, het was leuk. Maar het steekt wel als ik mensen hoor miepen over het feit dat Woningsdag toch minder leuk is. Wees blij dat je het gezond kunt vieren. Tel je zegeningen, dit gaat weer voorbij en dan kun je gewoon weer naar buiten. Gewoon maar de winkel, naar de woonboulevard, naar waar je maar naartoe wilt.

Voor mij verandert er weinig, Koningsdag of woningsdag, voor mij is het ‘gewoningsdag’.

Sesam open u

In de maatschappij klinkt het steeds vaker, de roep de deuren van de maatschappij weer open te gooien. De mensen willen naar buiten, zijn het thuis zitten zat, meer dan zat. ‘Laat de 60 plussers maar binnen, laat de kwetsbaren achter hun geraniums, laat mij eruit’. En dan? Dan laten we hen (ons?) volledig uit contact met de rest? Mag mijn 60-plus mantelzorger niet langer naar binnen? En mijn gezin? Mijn zoon die bij opa en oma de hond uitlaat? Mijn man die gewoon naar zijn werk moet? Moet ik dan maar uit ons huis? Of moeten zij binnen blijven?

Het klinkt zo simpel, hok de ouderen en kwetsbaren op. Soms bevinden de kwetsbaren zich echter gewoon onder de mensen. Zijn ze ‘undercover’, zitten of liggen ze gewoon kwetsbaar te zijn in onze samenleving. Hoe moet het dan met ons? Dit is het eerste wat door mijn hoofd schoot toen ik de opmerkingen las op Facebook, binnen een groep die het liefst de economie zo snel mogelijk weer open wil gooien. Ook in talkshows kwam deze gedachte voorbij. Het duurt te lang.

De economie lijdt, dat is duidelijk. Het laat pijnlijk goed zien waar onze eerste levensbehoeften liggen. Waar we zonder kunnen en waar niet. Waar de luxe onze behoeften heeft overgenomen zelfs misschien. We gaan soort van terug in de tijd. Terug naar een tijd toen we niet op vakantie gingen naar het verre buitenland. Toen we helemaal niet op vakantie gingen. Voor velen omdat ze dat nu financieel niet meer kunnen bolwerken, voor anderen omdat de grenzen voor hen gesloten zijn. Het buitenland is een utopie geworden, zelfs een dagje naar het strand is niet mogelijk. Het laat ons zien wie we het hardst nodig hebben, wie we missen als ze thuisblijven van hun werk en wie niet. Hoe belangrijk de ondergewaardeerde supermarktmedewerker is, hoe weinig marketing en reclame eigenlijk voorstellen. Hoe we luchtkastelen gebouwd hebben, volledig gebaseerd op ons voorkomen, op uiterlijke schijn en luxe.

Hoe moet het dan wel? Ik heb het antwoord niet. Denk er al dagen over na, ga ik naar buiten, is het het waard? Ik zat al opgehokt, mijn mogelijkheden ontnomen door het kunnen. Het niet mogen maakt mij net zo opstandig als de rest van het volk. En toen las ik vanmorgen het artikel in ‘de Volkskrant’, over de anesthesist in opleiding. Een 28-jarige die op zijn eigen IC terecht kwam, geïntubeerd werd en zelf ervaarde hoe serieus dit virus is. Hoezeer je niet veilig bent als je onder de 60 bent. Hoe ernstig het verloop kán zijn. Ik werd, terwijl de tranen over mijn wangen liepen, weer gewezen op de ernst van de situatie.

We moeten allemaal onze eigen keuzes maken. Er zullen nog veel meer slachtoffers vallen, van het virus, van de economie, van de mensen die nu geweerd worden in het ziekenhuis. Wat is wijsheid? Ik ben blij dat ik niet in de schoenen sta van de leiders van ons land, want ik vind voor mezelf de keuze al zo ingewikkeld. Het is willen versus kunnen op hoog niveau, terwijl het op micro niveau al zo verrekte lastig is. Ik hoop dat de mensen blijven nadenken, dat ze verder kijken dan hun eigen situatie. Dit virus treft iedereen op de een of andere manier. Niet alleen de ouderen of kwetsbaren, geen discriminatie, geen recht van de sterkste. Iedereen is op de een of andere manier een slachtoffer van de situatie. Iedereen is op de een of andere manier één, we zijn musketiers. Nu nog hun motto overnemen, één voor allen, maar dan ook allen voor één…

Stil

welkomindewereldvaneenkneus.files.wordpress.com/2020/04/blog-stil-1.m4a

Het is een beetje stil op mijn blog, net zoals het stiller is in de wereld. Het blijft raar, er verandert hier voor mij zo weinig en toch verlang ik meer dan anders naar de grote buitenwereld. Misschien komt het doordat deze periode net aan het eind van een lange winter valt, voor mijn gevoel dan, want echt winter hebben we niet eens gehad.

Ik doe niet zoveel. Vorige week was manlief ziek thuis; hoesten, koorts, hoofdpijn. Ik maakte me zorgen, zorgen om hem, om zoonlief, om hoe mijn moeder (zij het op afstand) hier in huis is geweest. De boel ging op slot, manlief er niet uit en niemand erin. Op deze momenten komt de zuster Clivia boven in mij. Laten we wel zijn, ik ben geen goede zuster Clivia. Het botste dan ook vrij snel hier in huis. Ik heb momenteel mijn handen vol aan mezelf. Mijn lijf heeft weer een zooitje ontstekingen, de overgang maakt ruzie met mijn dysautonomie en ik heb behoorlijk last van mijn gewrichten.

Op dit moment ‘ziek’ zijn doet iets met je hoofd. Waarom zet ik ziek tussen aanhalingstekens? Was manlief niet echt ziek? Jawel, hij had meetbaar koorts, hoestte de longen uit zijn lijf en had hoofdpijn. Hij heeft dit al gehad in december en in januari weer. Kennelijk blijft het terugkomen, maar nu kreeg ik er Corona koorts van. Ineens voel je van alles, vraag je je bij alles af of je ‘het’ hebt. En ik maak me dan nog niet eens zo druk om mezelf, ik maak me vooral druk om anderen. Feit is dat je nu anders reageert dan anders.

Ik ben niet bang, als het mijn tijd is is het mijn tijd, denk ik. Ik heb nog niet het gevoel dat ik klaar ben hier. Toch is er een onrust die rare fratsen uithaalt in mijn onderbuik. Een onrust die klooit met mijn hoofd en met het hoofd van de mensen om me heen. Het is nogal sfeerbepalend ik jullie vertellen. Gelukkig knapte manlief snel weer op, verdween de koorts en mocht ik mijn zuster Clivia mutsje weer aan de wilgen hangen. Ik ben er niet geknipt voor.

Over dat laatste gesproken, ik ben ook niet geknipt voor het beroep van kapster. Zoonlief begon; zijn haar was te lang, het moest eraf. Ik kocht een tondeuse en een kappersschaar. Ging als een ware Leco zijn haar te lijf, het werd korter en korter. Op een gegeven moment gaf ik hem het ultieme ‘Dumb & Dumber’ gevoel. De pony van Jim Carrey, zo gratis en voor niets. Manlief zeek bijna in zijn broek van het lachen (ik ook trouwens). De tondeuse is je vriend in zo’n geval, niet mijn vriend trouwens. Ik kan het niet, echt niet.

Manlief heeft het karwei een paar dagen later afgemaakt. Zoonlief ziet er in trainingspak uit als een ‘hakker en zager’ uit de jaren negentig, maar hij kan het hebben. Daarna stortte ik mij op het kapsel van manlief. Een paar jaar geleden was dit geen succes, dit jaar ook niet. Steeds een tikkie korter, steeds een tikkie ongelijker… Met de zon op zijn bolletje (in tegenlicht) zag ik in volle glorie het resultaat van mijn actie en kon ik mijn lachen gewoon echt niet inhouden. Sorry lief, het is beter de schaar én de tondeuse ver van mij vandaan te houden. Gelukkig groeit het weer aan, helaas is het op het werk lastig te verbloemen. Ik neem de schuld volledig op mij, het spijt me, vergeef me. Gelukkig weet ik als geen ander hoe het voelt met een mislukt kapsel over straat te gaan. Ik heb enige ervaring met mislukte kleurexperimenten.

De wereld draait door, ook nu. Het virus ging onze deur voorbij, of toch niet? Zonder test zullen we het niet weten. Ik ben blij dat de storm weer is gaan liggen. We gaan zien hoe het zich verder ontwikkelt. Ik hoop dat we nu een beter inzicht hebben in wat wij mensen elkaar en de natuur aandoen. Dat we iets leren van deze periode. Ik ben sceptisch, maar heb toch ook een sprankje hoop. Er gloort licht ergens aan de horizon…

Opgehokte kwetsbaarheid

Hele epistels schreef ik, over hoe de buitenwereld nu eindelijk eens een beetje kon ervaren hoe ik mij voelde. Hoe het isolement voelde, hoe er voor mij weinig veranderde. ‘Boy, was I wrong!’

Het is een nuanceverschil, of zo lijkt het althans. Ik was al redelijk bekend met het verschil tussen willen en kunnen, maar nu komt er nog eentje bij. Het verschil tussen kunnen en mogen en dat is hier bij mij wel een dingetje gebleken. Gister kreeg ik op mijn kop van manlief. Mijn moeder (mantelzorger) kwam even wat boodschappen brengen (zeer gewaardeerd!) en had een nieuw labeldoekje gemaakt als toevoeging op onze collectie kraamcadeautjes. Echt een superleuk ding geworden en in mijn enthousiasme deze eens goed te bekijken trad ik binnen de anderhalve meter afstand. Nee, er staan geen lijnen uitgetekend op de grond hier, maar dat ik te dichtbij kwam was een feit. Manlief stond op het punt naar zijn werk te gaan en wees mij er even op dat ik niet voor niets thuis ‘opgehokt’ zit. Dat ik toch echt wel rekening moest houden met die afstand.

Ik weet dat echt wel, ik doe het normaal ook, maar zoveel mensen zie ik niet op een dag. Voor mij is het geen aanwendsel geworden en dat kwam op dat moment echt keihard binnen. Ineens wist ik waar dat verrekte gevoel van onrust dat me al weken treitert vandaan kwam. Het is niet dat ik normaal zo vaak boodschappen doe, of vriendinnen op de koffie heb. Het is dat het nu gewoon niet mág en wat niet mag wil ik, een overblijfsel uit de peuterpubertijd ofzo. Ineens voelde ik mij intens alleen. Ik ben niet alleen; zoonlief drentelt soms om me heen en manlief is niet vaker weg dan anders. Feitelijk is het dus niet anders, maar zo voelt het wel.

Ik mis mijn vriendinnen, gelukkig komt er eentje regelmatig even gedag zeggen op afstand (zit met dezelfde ophokplicht en gevoelens), maar dan nog mis ik de rest. Ik ben geen knuffelbeer, integendeel, ik ben diegene die je ietwat onhandig op je arm klopt als je in tranen uitbarst, maar nu mis ik de voorzichtige knuffelaar in wording. Ik leerde het, langzaam vorderde de cursus ‘knuffelen voor beginners’. Ik mis de goede gesprekken, ik mis de high tea (al heb ik genoeg chocola verorberd voor een compleet gezin de afgelopen week), ik mis gewoon de mogelijkheid tot zo’n beetje alles en dat heb ik ietwat onderschat.

Nu begrijp ik wat een gevangenis toevoegt aan de straf. Het ontbreken van mogelijkheden, het niet kunnen omdat het niet mag. Ik ben braaf, ik heb geen tralies nodig, ik ontsnap niet op straffe van mijn gezondheid. Maar ik voel me kwetsbaar, ik ben één groot stuk opgehokte kwetsbaarheid…

Benen te leen?

Het zou de kop kunnen zijn van een advertentie, zo’n eentje in het plaatselijke suffertje. Of op de weggeefhoek. Ik overweeg serieus hem te plaatsen, maar ik weet heel goed dat, hoewel veel mensen mij graag zouden helpen aan een goed werkend onderstel, dit geen realistische optie is. Helaas…

Het is niet eens dat het een werkend onderstel moet zijn, momenteel zou ik al ontzettend blij zijn met een onderstel dat geen pijn doet. Is het zo erg? Ja. Mijn heupen en knieën vallen me dagelijks lastig. In grote mate lastig. Mijn heupen branden en mijn knieën doen mee. Het gaat de hele dag door en het houdt me ‘s nachts wakker. Ik kan niet lopen, niet zitten en ook niet liggen. Niet op mijn zij en ook niet op mijn rug. Meer pleisters en pillen wil ik niet, dan raak ik mijn hoofd ook nog kwijt, dus zit er niets anders op dan te proberen dit te negeren. Probleem met deze techniek is dat ik dan dwars door de pijn heen moet. Dat is op zich nog niet zo erg, dat heb ik jaren gedaan. Niet denken maar doen, blik op oneindig en gaan met die banaan. Grenzen zijn er om overschreden te worden, dat werk. Nee het probleem is dat dit eventjes werkt om me vervolgens keihard terug te pakken. Hoe ik dat weet? Laten we zeggen dat ik dat al jaren heb mogen ervaren en ik het nu behoorlijk ondervind.

Waar het vandaan komt, geen idee. Er zit een bult op mijn onderrug die wijst op een ontsteking. Ik word al jaren geplaagd door littekenweefsel dat een paar keer per jaar ontsteekt, dat zal niet helpen nu. Daarnaast bevinden zich daar ergens nog een hernia of twee die af en toe de kop opsteken en er is sprake van slijtage, zal het er ook niet beter op maken. Mijn knieën zijn in protest, ik gebruik ze teveel. Ik ben het daar niet mee eens, wijs ze zo’n beetje dagelijks op hun contract. Ze hebben hun contracturen nog lang niet bereikt. Zij wijzen mij vervolgens op het feit dat de rek eruit is, dat ik eerder had moeten luisteren naar hun protesten. Ik ben blijkbaar geen goede ‘baas’, ik eis teveel en betaal te weinig. Kan zo in het management bij een multinational.

Het verandert weinig aan de situatie, mijn onderstel oogt in prima staat maar wie verder kijkt ziet toch wat afwijkingen. Ik heb WD40 nodig, veel WD40.

Dus… wie helpt mij aan een pijnloos onderstel? Het zou fijn zijn als het nog een beetje zou functioneren, als een soort van bonus. Marathons hoef ik niet meer te lopen, een kilometer of twee zou leuk zijn. Beetje fietsen, mag elektrisch, zou ook fijn zijn. En als we dan toch bezig zijn, ook in het bovenlijf kan ik wel wat vervangende onderdelen gebruiken.

Weersverandering, vaak de boosdoener. Ieder jaar gaat het mis in april/mei en oktober/november. Ik heb al heel wat jaartjes ervaring, maar wennen doet het nooit. Normaal gesproken doen we een kuurtje Prednison, maar in deze tijden laat ik dat maar even achterwege, mijn immuunsysteem moet op orde blijven.

Het is even afzien, het is even af te zien… dus vraag ik het toch maar: iemand benen te leen?

75 jaar vrij

welkomindewereldvaneenkneus.files.wordpress.com/2020/04/blog-75-jaar-vrij.m4a

Vandaag is het 75 jaar geleden dat onze woonplaats bevrijd werd. Een mijlpaal, een bevrijding, letterlijk. Het is dus een dag met een feestelijk tintje zou je zeggen. Onze burgemeester riep op de vlag uit te hangen, om in deze moeilijke tijd toch te denken aan dat lichtpuntje van 75 jaar vrijheid. In mijn hoofd schiet echter van alles voorbij, zoveel mensen zijn verre van vrij…

Je zou denken dat mensen iets geleerd hebben van het verleden. Je zou denken dat de mensen wijzer worden, we zijn tenslotte het ‘intelligente’ soort. In naam misschien, in realiteit hebben we nog een lange weg te gaan. Als ik zie hoeveel oorlogen er nog woeden, hoeveel mensen gedwongen leven in gevangenschap. Omdat ze van mening verschillen met degene die het voor het zeggen heeft. Wij leven hier in vrijheid, op dat gebied tenminste, alhoewel is een leven in vrijheid niet meer dan een leven zonder oorlog?

Ik ben laatst uitgenodigd in een groep die zich sterk maakt tegen racisme van ‘Asians’. Ik wist niet eens dat dit zozeer speelde, dat maakt het misschien wel des te pijnlijker, is het onwetendheid of is het meer dan dat? Negeren we niet allemaal dit soort problemen omdat het makkelijker is het niet te weten? ‘Ignorance is bless’? Ik ben verre van achterlijk, ik ben ietwat naïef, dat zeker, maar dan nog had en heb ik de taak na te denken, mijn hersens heb ik niet voor niets gekregen. Ik noem een klein voorbeeld, wie heeft er niet op de kleuterschool ‘Hanky Panky Shanghai’ gezongen? Heb je er ooit over nagedacht dat dit niet de vertaling zou zijn van ‘Happy birthday to you’? En om het nog een tikkeltje pijnlijker te maken, wie trok er tijdens het zingen aan zijn ogen?

Ik zag er geen kwaad in, zelfs toen mijn zoon hetzelfde liedje zong op school zag ik het niet. Als ik toen had geweten wat ik nu weet had ik er iets van gezegd. Weet je, één keertje een vervelend ‘grapje’ of liedje horen is niet erg, wel pijnlijk, maar voor de meesten overkomelijk. Continu geconfronteerd worden met ‘onwetende’ uitspraken maakt dat je je niet langer thuisvoelt in je thuisland. Geboren en getogen in Nederland, maar je huidskleur is anders dan dat van de meesten. Mensen die denken je te complimenteren door te zeggen hoe goed je Nederlands is, eh ja, net zo goed als het jouwe? Je niet thuis voelen in je geboorteland, maar ook niet in het land van je voorouders, want je spreekt hun taal niet of niet goed? Hoort dit ook geen onderdeel te zijn van leven in vrijheid?

Al die mensen die zich nu bevinden in een vluchtelingenkamp, het gevaar komt voor hen van meerdere kanten. Gevlucht uit hun huizen, alles achterlatend voor een beetje veiligheid. Geen thuis meer omdat je niet welkom bent, bestemming onbekend, want waar ben je dat wel? Op de vlucht voor geweld in een wereld die gevangen is. Weer een ander soort vrijheid, eentje waar de bevrijding op zich laat wachten. De wereld speelt Russisch roulette, met ons ieder als inzet. De vrijheid die momenteel voor veel mensen niet voelt als vrijheid. De ‘ophokplicht’ die voor vele medelanders voelt alsof ze gevangen zitten tussen de muren van huis en tuin (goh, klinkt toch bekend nietwaar?).

Met kromme tenen lees ik de reacties op Facebook van mensen die hun ei niet kwijt kunnen. Samen kunnen ze nog eieren zoeken in plaats van beren, die gaan even terug naar de weg. Hoezo opgesloten? Je mag naar buiten, er is geen extra slot op de deur geplaatst, je hebt nog een grote mate aan vrijheid. Ik lees over hoezeer pubers vechten met zichzelf en hoe zielig dat is. Mensen, misschien is dit juist wel eens goed voor ze. Leren ze dat niet alles maakbaar is, ‘shit happens’, er zijn echt ergere dingen in het leven dan je vrienden of zelfs je vriendinnetje een paar weken niet zien. Is het leuk? Nee, maar het leven is nu eenmaal niet altijd leuk.

Ik zal het vergelijk met de vast-opgehokten niet nog eens uitgebreid maken, maar het steekt wel. Dat mensen nu lijken te begrijpen hoe jij je normaal altijd voelt en verder vooral digitaal klagen over hun gebrek aan mogelijkheden. Terwijl er zoveel mogelijk is. ‘Out of the box’ denken moet je leren en sommigen leren nooit. Het vergelijk met mijn situatie is er, eventjes, maar dan is het ‘business as usual’ en beland ik weer in de vergetelheid. Ik zou er zelf weer achteraan kunnen gaan, maar ik kamp naast de ophokplicht met een enorm gebrek aan energie, dus laat maar. Dat is niet zielig, dat is gewoon even níet anders.

75 Jaar vrij, ik wil wel voorzichtig vieren, maar ik zou het zoveel fijner vinden als we de overwinning van ons ego konden vieren. Wanneer we als mensheid in konden zien dat ieder mens het verdient te leven in vrijheid. Dat we samen leven, zonder ons boven een ander te zetten. Samen, niet als individu, niet als groep, niet als land. Samen als mens, als wereld. Geen enkel individu is beter dan een ander. Zo ontstaat echte vrijheid.

Stil in mij

welkomindewereldvaneenkneus.files.wordpress.com/2020/04/blog-stil-in-mij.m4a

Ik kijk maar mijn scherm, mijn vinger hangt er stil boven. Het is stil in mij, het is stil op dit blog, het líjkt stil in mij is een betere vertaling van mijn gevoelens, want stil in mij is het zeer zelden. Mijn hoofd loopt om en tegelijk lijk ik mijn zinnen minder dan anders af te kunnen maken. De wereld is stil, mijn wereld is stil, maar dat is niets nieuws.

Gistermiddag ging ik een blokje om met Lewis. Hij moet leren lopen langs de rolstoel en aangezien onze opleiding stil ligt moet ik improviseren. Ik moet mijn handen vrij hebben en hiervoor heb ik een creatieve oplossing gevonden in bondage. Geen zorgen, ik rol niet met mijn jarretels vastgeknoopt aan Alex (met laatstgenoemde als meester), foei, foute beelden in mijn hoofd. Nee, ik knoop de lijn van Lewis creatief aan mijn rolstoel vast zodat ik a) mijn handen vrij heb voor de besturing van Alex en b) een korte lijn aan de goede kant van mijn rolstoel heb. Daarnaast heb ik dus die hand vrij om Lewis te belonen. Daar heb ik even goed over nagedacht dacht ik!

Het werkt, Lewis vindt het allemaal prima en zo trokken we er saampjes op uit. Even op avontuur in de nabije natuur. We gaan de poort uit en Lewis voelt aan zijn water dat we een andere kant uit gaan dan die van het ‘standaard’ rondje. Dat is spannend en hij gaat erbij zitten om als ik ook tot stilstand ben gekomen zijn poten op mijn voetplaat te zetten. Voorzichtig gaan zijn poten (inmiddels passen pootjes niet meer in deze verkleinvorm) richting mijn schoot en kijkt hij mij aan. Koppie scheef, ogen vragend ‘vrouwtje, mag ik dan bij jou’ lijkt hij te willen zeggen. Ik ben niet bestand tegen zijn smekende blik en help hem op schoot. Het past, daar heb je inmiddels ook alles mee gezegd trouwens, want zijn bips neemt mijn volledige twee benen en meer in beslag.

Hij legt zijn poten op mijn arm en zijn koppie op mijn hand, op die hand die moet sturen wel te verstaan. Handig is anders, ik verleg hem met enige moeite en we gaan op pad. Zijn oren wapperen in de wind en hij gaat rechtop zitten. Vol in beeld, mijn beeld wel te verstaan. Samen kantelen we ons hoofd en kijken we ietwat scheef naar de stille wereld om ons heen. Wat een rust, ik hoor vogels die ik eerder nooit hoorde, sterker nog ik zíe ze nu ook. Recht voor onze neus landt een Roodborstje, een groet van boven zo is mij weleens verteld. Ik groet terug en met een lach op mijn gezicht rijden we verder.

Lewis kijkt met grote ogen om zich heen, wil in het park wel een stukje lopen, dus ik help hem voorzichtig van mijn schoot af. Hij snuffelt en loopt verder netjes naast me, onze constructie werkt perfect. Na een meter of honderd is hij het weer zat. Hij heeft veel geroken, veel gezien. Hij heeft de ganzen gehoord, opvliegende eenden en meerkoeten, schreeuwende kinderen (jawel, ze bevolken nog steeds de speeltuinen), veel indrukken dus. Zijn poten vinden de weg naar mijn voetplaat, zijn bips ook. Hij zit wiebelend op mijn voeten en kijkt mij aan met een blik van ‘komt er nog wat van’. Ik help hem weer omhoog en we rijden samen naar mijn ouders. Even gedag zeggen in de tuin, op afstand, ik ben dankbaar dat we dit kunnen doen.

Lewis krijgt een bakje water en dan gaan we weer naar huis. Lopen is een brug te ver, ons hondje is moe. Met de wind in onze haren rijden we terug. Halverwege vallen we stil, Lewis heeft zijn koppie op de aan/uit-knop laten vallen. Ik zet Alex weer aan en verleg Lewis op mijn schoot. In stilte rijden we verder. Ik kom niet vaak buiten de poort, maar steeds weer word ik geraakt door deze stilte. Een stilte die anders is dan normaal, anders voelt. Een geladen stilte, als de stilte voor de storm.

De temperatuur stijgt, de mensen worden het stilzitten beu, ik hou mijn hart vast. Ik zie de mensen weer achtelozer worden, zie de afstand tussen de mensen verminderen. ‘Het zal zo’n vaart niet lopen’, ‘iedereen moet het toch krijgen’, het korte termijn geheugen doet zijn naam eer aan.

En ik? Ik hou mij stil, voel mij stil. Er is genoeg gaande in mijn hoofd, maar ik kan geen orde scheppen in de chaos. Ik kom wel weer boven, als de stilte rust gevonden heeft.

In mijn hoofd

welkomindewereldvaneenkneus.files.wordpress.com/2020/04/blog-in-mijn-hoofd.m4a

Terwijl ik aan het aanrecht een beschuitje eet open ik mijn mail. Een doorgestuurd krantenbericht uit ‘De Gelderlander’, een artikel van en over schrijver ‘Thomas Verbogt’, over de stilte, de stilste lente van ons leven. Verbeeldend mooi schetst hij het beeld over wat deze lente doet met zijn leven. Vertelt hij over zijn herinneringen, hoe belangrijk ze zijn. Hoe ze zijn verweven met de beelden op papier, met foto’s. Ze vormen ons, vormden ons, de beelden, de fragiele fragmenten uit een verloren verleden.

Schrijven is schilderen met taal, zoals fotograferen schilderen met licht is. Het is een vaardigheid die ik zo graag had willen bezitten, schilderen, maar ik ben een wandelende ramp met verf. Nu ik deze woorden neerzet realiseer ik mij dat ik toch een beetje schilder. Met licht en met woorden, misschien niet zo beeldend als Thomas Verbogt, maar ik hoop beeldend genoeg. Direct geef ik met laatste zin een waardeoordeel over mezelf, vel ik een oordeel dat twijfel zaait in mijn hoofd. Ik schrijf niet hetzelfde, gelukkig maar. Ik schrijf in een compleet eigen stijl en ik moet het afleren mezelf niet goed genoeg te vinden. Ik ben goed genoeg zoals ik ben, ik hoef niet perfect te zijn.

Ik schrijf omdat ik het fijn vind de woorden aan papier toe te vertrouwen. Het geeft me inzichten. Ik denk niet bewust na over de woorden, ze vinden het papier alsof een andere versie van mezelf het roer in handen neemt. Ik leer zelf misschien nog wel het meest van de letters die de woorden vormen.

een schrijver die blijft

zijn gedachten, ze leven

in bloei van z’n zijn

Een Haiku, ooit zelf geschreven, een waarheid als een koe. Hoe mooi zou het zijn als mijn achter, achter kleinkinderen mijn boekje vinden. Zo een inkijkje krijgen in mijn leven, mijn diepste gedachten tot zich nemen en met een lach mee kunnen lezen in het verleden. Het heden kunnen verbinden met het verleden. Kunnen kijken of zij zich herkennen in bepaalde eigenschappen. Mocht ik achter, achter kleinkinderen krijgen natuurlijk, dat is dan weer afhankelijk van zoonlief. Een keuze die ik niet kan en mag beïnvloeden maar ik zou het geweldig vinden!

‘Die stilte zit om ons heen, houdt ons voorzichtig vast, het is een stilte die ver van woorden is’

Een zin uit het nieuwe boek van Thomas Verbogt. Een mooie zin, zoals alle zinnen die hij schrijft beeldend uit zijn pen vloeien. Ja, deze stilte is er deze lente ook, het is moeilijk deze stilte te beschrijven. Het is een stilte in lagen, een stilte die opgebouwd is om afgebroken te worden. Zoals muren nu worden afgebroken; steentje voor steentje. In de verkleiningsvorm, voorzichtig begonnen de initiatieven. We zijn het ontwend, we zijn zo druk geweest met ons werk, met sporten, met afspraken, met ons eigen leven dat we de ander uit het oog verloren en gek genoeg missen we hen nu. Nu we aangewezen zijn op onszelf missen we de ander.

Zeg eens eerlijk, hoe vaak nam jij de tijd op bezoek te gaan bij je ouders? Op zondag, even een snel kopje koffie? Hoe vaak kwam je nu eigenlijk bij je vriendin op de koffie, nam je de tijd écht te luisteren naar de stilte om haar heen? Zelfs in de stilte ervaar ik stilte en ik weet dat ik niet de enige ben. Er zijn zoveel initiatieven richting de ouderen in de verpleeghuizen, nu we niet mogen missen we. Ik denk dat ze nu meer aandacht krijgen dan in de voorgaande jaren en ik gun het ze! Misschien blijft er iets van hangen, realiseren we ons nu hoe weinig we eigenlijk omkijken naar de ander in ons drukke leven.

Ik schrijf ons, maar eigenlijk sta ik weer aan de zijlijn en kijk ik nog steeds op een afstandje toe. Ik behoor tot de stilte, ik ben degene die zich afvraagt hoe het met je gaat, die de vraag stelt en dan wacht op de wedervraag. Die de stilte gewend is, die gelukkig ouders heeft die de stilte doorbreken. En ‘gelukkig’ heb ik die ene vriendin die hetzelfde ervaart en zo heb ik een medestander in deze stilte.

Samen brengen we de stilte tot zwijgen.