‘Dit is de spin Sebastiaan, het is niet goed met hem gegaan’. Wie kent het niet, het versje van Annie M.G. Schmidt.
Wij hebben ook een spin Sebastiaan, op het toilet. Hij zit iedere avond in de hoek bij het kastje voor mijn voeten.
Ik ben bang voor spinnen, mijn hele leven al bibber ik bij de harige pootjes, de grote lijven (eh groot in mijn ogen), de snelheid waarmee sommige exemplaren naar mijn voeten rennen. Ik weet echt wel dat ze me niets doen, dat ze banger voor mij zijn met mijn enorme schoenen, maar toch bibber ik mijn grote schoenen uit.
Mijn moeder gniffelde altijd als er eentje voorbij kwam en ik gillend mijn voeten op de bank trok. Ooit kriebelde ze me met een breinaald in mijn nek toen ik weer eens met opgetrokken benen angstig om me heen keek, zoekend naar waar het beest zich ophield. Bij de gil die ik slaakte gilde mijn familie van het lachen.
Zo zijn er meer anekdotes, ik fotografeerde ooit een zogenaamde wespspin. Een geel/zwart exemplaar, ik overwon mijn angst en kwam stapje voor stapje een beetje dichterbij (mooi is hij namelijk soort van wel). Mijn telefoon in mijn kontzak, mijn camera met macrolens voor mijn ogen. Net toen ik wilde afdrukken trilde mijn telefoon in mijn achterzak. Ik sprong een meter de lucht in van schrik.
Op een avond, manlief was aan het werk, spotte ik thuis vanuit mijn ooghoek zo’n snelle Jelle. Ik raapte al mijn moed bij elkaar en gooide mijn slipper die richting uit. De rest van de avond zat ik op de bank, hield mijn slipper (met de mogelijk geplette spin eronder) angstvallig in de gaten. Durfde niet te bewegen, want stel dat ik gemist had. Durfde ook niet te kijken,want stel dat hij dan bij een wonder nog weg kon lopen. Zo vond mijn man mij, het oog gefixeerd op de schoen en hij moest eerst kijken wat mijn behaalde resultaat was alvorens ik mij bewoog.
Ik ben dus geen fan van onze achtpotige ‘vrienden’. Maar toch weet ik echt wel dat ze nuttig zijn. Daarnaast hou ik van de natuur en alhoewel ik spinnen liever niet in mijn buurt heb wens ik ze veel muggen toe om te verorberen. Hoe ouder ik word, hoe beter ik mijn angst onder controle krijg. Ik gil niet meer (of minder hard) bij de kleinere exemplaren (bij de grote kan ik een schrikreactie nog niet volledig onderdrukken). Ik pak niet langer de stofzuiger of een schoen, maar begeleid ze met enige siddering onder een glas met vel papier erover naar buiten. Ze zijn tenslotte bijzonder nuttig en leven ook op onze planeet.
Mijn band met onze Sebastiaan is dus bijzonder te noemen. Ik ben aan hem gehecht geraakt. Ik zeg hem gedag (hij houdt zich stil) en laat hem verder met rust. Gister zochten we op hoe oud een spin kan worden (hij zit er al een tijdje). Vanmorgen stapte ik het toilet binnen en zag tot mijn schrik iets zwarts in de hoek op de grond liggen. Het web was gebroken, ik voelde me toch ietwat in mineur. Ik riep manlief, Sebastiaan is dood, bereidde in mijn hoofd een kleine ceremonie voor (ik wilde hem netjes begraven). Ik pakte hem op en liet hem zien. ‘Is dit Sebastiaan?’ (spinnen met ingetrokken pootjes zien er tenslotte toch anders uit). Manlief schoot in de lach, ‘nee muts, dit is zijn prooi’…
Hier is de spin Sebastiaan, met hem is het wel goed gegaan. Zijn prooi ligt in de tuin, ik zal een mug voor hem vangen ter compensatie…
Foto Pixabay