These boots

Ooit zocht ik naar een diagnose…
Om me gesteund te voelen.
Om te verklaren.
Om mijn groeiende onzekerheid te helpen temmen.
Om mezelf te kunnen verantwoorden, waarom kon ik niet wat een ander kon.

Omdat ik mezelf geen raad wist.
Met de pijn die me zo vaak overviel.
Met het groeiende aantal beperkingen.
Met hoe ik moest werken met zo weinig energie, met zoveel klachten.
Met hoe ik me staande moest houden in een maatschappij die maar doorging.

Jaren heb ik gevochten. Met mezelf, en tegen mezelf. Jaren heb ik mijn leven gepauzeerd, uit onmacht. Jaren heb ik hardnekkig geprobeerd positief te blijven, te lachen, hoewel het huilen soms me soms echt wel nader stond. Dat is het ding met vechten, je gaat tegen de stroom in. En dat wringt, op enig punt.

De diagnose EDS bood me steun. Gaf me een gevoel van ergens bij horen, want ik voelde me verstoten door de gewone gemeenschap. Ik deed niet meer mee, telde niet meer mee, hoorde er niet meer bij. Al deze gevoelens, gemaskeerd door een lach. Ik omhelsde mijn aandoening, als ware hij mijn beste vriend. Tot ik hem leerde zien voor wat hij was, en langzaam leerde hem los te laten. Ik hoefde niet te voldoen aan een vast stramien. Ik ben de baas over mijn eigen leven. Ik heb de controle. Ik bepaal.

Dat klinkt simpel, zo in een alinea, maar dat is het niet. En toch ook weer wel, want mindset heeft echt enorm veel invloed, meer dan we geneigd zijn te denken. Zie je jezelf als een deelnemer van het leven of als een toeschouwer? Ik heb mezelf tien jaar lang als een toeschouwer gezien en nu doe ik weer mee.

Loopt alles op rolletjes, nu? Nee, ik worstel soms echt nog wel om mijn hoofd boven water te houden. Maar dan weet ik weer dat mezelf laten drijven op de stroom van het leven beter werkt. Soms moet je er even bij gaan liggen en jezelf de rust gunnen. En soms duurt dat even wat langer, zeg een jaar of tien.

Vandaag kreeg ik er officieel (weer) een diagnose bij. Tien jaar immobiel zijn is waarschijnlijk van grote invloed geweest op mijn botdichtheid. Tel daar een laag vitamine d gehalte bij op en je hebt een probleem in de dop. Maar het hoeft geen probleem te worden, nóg niet. Ik kan het tij nog keren en dat ga ik doen. Ik was al uiterst gemotiveerd om te blijven bewegen, dit motiveert juist extra.

Dok was enthousiast, blij dat ik deze diagnose zie als een uitdaging in plaats van als een probleem. Ik heb er genoeg, diagnoses, ze zijn uiteindelijk niet meer dan een verzameling van letters. De échte diagnose, de grote uitdaging, zit in mijn hoofd. Ik ga door op het door mij ingeslagen pad. Leren wat er te leren valt en genieten van het proces. Iedere stap vooruit is er eentje, en ik, ik loop in zevenmijlslaarzen!

FEAR – Face Everything And Rise

Waarin kleine stapjes groot kunnen zijn…

I am Facing my fears, ik zie mijn angsten onder ogen en ik probeer er iets van te leren. Ja hoor, gaat ze weer, cursus nummer (wat zal het zijn?) twintig ofzo? Het wordt me regelmatig voor mijn voeten gegooid, dat ik kennis uit een boekje deel. Tja, de kans is groot dat dat voorkomt, waar je mee omgaat (en mee bezig bent), daar word je mee besmet en ik lees nu eenmaal graag en veel. Kijk webinars, volg podcasts en praat ook graag (en veel) over dat wat mij bezig houdt. Ik gooi er echter wel altijd mijn eigen sausje overheen, overdenk alles en vul aan waar ik denk dat iets mist. Klakkeloos delen is niet mijn stijl, daar ben ik simpelweg te eigenwijs en eigenzinnig voor.

Ik denk dat we hier op aarde zijn om te leren. Er zijn lessen zat en op ieder vlak ligt ergens wel een uitdaging. Of mogelijkheid, het is maar hoe je het ziet. Ik hou best van een uitdaging, op zijn tijd, maar ik zie en denk toch liever in mogelijkheden. In mijn huidige leven en tijd liggen die uitdagingen (en potentiële mogelijkheden) vooral op het fysieke vlak. Ik voel dat er meer inzit, dat er meer in mij zit en om dat te onderzoeken, onderzoek ik mijzelf. Ik duik hiervoor in de krochten van mijn ziel, ben op zoek naar mijn kernwaarden, naar de dingen die ik belangrijk vind en ook naar mijn schaduwkanten. Ik zet ze in het licht (kijk, weer zo’n wijsheid uit een boekje), onderzoek ze en laat los wat niet langer bij mij past. En daar komen ook mijn angsten om de hoek kijken.

De afgelopen tien jaar ben ik afhankelijk geworden. Letterlijk, omdat ik veel dingen niet meer alleen of zelf kan, of kon, maar dat heeft ook veel invloed gehad op mijn zelfstandigheid, op mijn gevoel van zelfstandigheid, en op mijn zelfvertrouwen. Deze week kwamen er een aantal van die angsten boven, angsten waarvan ik niet eens bewust wist dat ik ze had.

Maandag had ik een afspraak in de stad, met Charlie, waar ik een aantal boeken mee heb mogen maken. Om daar te komen moest ik wat drempels over, en een aantal keuzes maken. Keuzes die er vorig jaar niet waren, ga ik lopen (ik voel direct de drang om me te moeten verantwoorden), of rol ik. Als ik loop, is het dan niet te ver? En als ik rol, hóe ga ik dan, met het openbaar vervoer of met mijn bus. Bij de eerste heb ik geen hulp nodig en bij de tweede wel, die viel dus eigenlijk al af in mijn hoofd. Ik hakte de knoop door; ik ging met de trein en pats, daar was hij, angst. Met Lewis naast me voel ik me veilig in mijn stoel, geen enkel probleem, maar ik ging zonder Lewis en heel eerlijk, dat durf ik dus niet. Dan voel ik mij kwetsbaar, en alleen. Op basis daarvan maakte ik de keus te gaan lopen. Zelfverzekerd en sterk, trots, maar ook op het randje van mijn grens. Nou ja, een beetje erover denk ik zelfs. Face your fear, of sta erbij en kijk ernaar. In dit geval denk ik meer van dat laatste.

Deze keuze om te lopen maakte dat ik een andere afspraak af moest zeggen. Iemand teleur moest stellen, en eigenlijk ook mezelf teleur stelde. Het leven is vol lastige keuzes, vooral als je ze op gaat zoeken.

Vanmorgen las ik de quote in de titel, ergens in mijn herinneringen hier op Facebook.

FEAR – Forget Everything And Run, or Face Everything And Rise.

Ik voel me al weken aangetrokken door het bos, de hei, de natuur. Ik wil dwalen en verdwalen, maar ben afhankelijk van anderen om met me mee te gaan. Denk ik. Dacht ik. En toen bedacht ik mij dat ik best een stukje alleen kan lopen. Niet te ver en niet te lang, maar het kan. Ik had het alleen nog niet gedaan, nog niet gedurfd. Ik pakte mijn angst bij de lurven en stopte hem in mijn achterzak. Ik pakte de riem, Lewis en ik, samen op avontuur. Op onbekende (maar toch ook een beetje bekende) paden. Spannend! Kan ik het, durf ik het?

Ik keek nogmaals naar het plaatje, las de tekst en nam een besluit. Het is tijd. Tijd om mijn angsten te overwinnen. Tijd om mezelf weer te gaan vertrouwen. Tijd om mijn lijf te gaan vertrouwen. Niet te ver en niet te lang. Gewoon een klein stukje, even eruit. Rome is ook niet in één dag gebouwd (ik hou van die wijsheden uit de boekjes).

Ik ging.
Ik genoot.
En ik ben trots!

Man, wat ben ik trots op mezelf!

Het struikelen voorbij

Ik kocht een boek, ik koop veel boeken, maar deze is toch bijzonder. Ik kocht een boek over wandelen, over de kracht van het wandelen. Over hoe lopen een activiteit is die de meesten van ons zonder nadenken doen. Je plaatst gewoon de ene voet voor de andere. Verandert van plek, gaat van A naar B. Gedachteloos, of met een hoofd vol gedachten die er juist uit moeten.

De meeste mensen lopen zonder te zien, zonder ervan te genieten. Terwijl je juist zo ontzettend kunt genieten van het wandelen. Dingen op een rijtje kunt zetten, gedachten uit kunt zetten. Meditatief bijna. Kunt ontstressen. Hoe ironisch dat ik de kracht van het wandelen pas echt leerde waarderen toen ik promoveerde van loper naar roller Je weet pas wat je mist als je het missen moet. Of moest, want nu ik weer stapjes kan zetten geniet ik er met meer dan volle teugen van.

Komt dat extra genieten van iedere stap doordat ik het heb moeten missen of komt het juist doordat ik iedere stap bewust moet zetten? Want dat doe ik, omdat ik op moet passen niet te struikelen, over oneffenheden in de stoep, of kuilen in het gras. Of doordat iedere stap me (nog steeds) pijn en moeite kost? Of waardeer ik het meer omdat ik bewuster weet wat ik mis?

Ik praat met de bomen, ik communiceer met de lucht. Ik wissel gedachten uit met vogels en zoek naar verdwaalde veren op de grond. Ik luister naar de kracht van de wind en vind het niet erg als het regent. Niet als ik loop. De wereld is anders, het oogpunt verschilt, letterlijk. Nooit eerder was ik mij zo bewust van de stappen die ik zette.

Dit boek geeft mij stof tot nadenken, het stelt de zogenaamde wandelvragen, zet aan tot bewustwording; hoe voelt de grond onder je voeten, hoe ruikt de omgeving, hoe voelt de zon of de regen op je gezicht?

Mijn eerste stapjes zijn groter dan groots, vanuit mijn gevoel, vanuit mijn oogpunt, vanuit het oogpunt van anderen die mij niet meer herkennen zo zonder mijn stoel. Die het niet verwachten, want hoe loopt een roller? Het zou het begin kunnen zijn van een goede grap. Word ik gedefinieerd door het feit dat ik zit, of zat, of soms zit en soms zat? De rollende wandelaar, of de ook wandelende roller.

Mijn gedachten gaan regelmatig met me op de loop, in gesprek met de mens om mij heen, met de dieren, de struiken, het water. Ik communiceer wat af op een dag. Meestal in stilte.

Ik wandel het nu in.
Ik wandel in het nu.
Ik wandel nu.

Zo nu en dan.

De lat ligt niet zo hoog, zeker niet als je hem naast de lat van een ander legt. Ik wandel geen uren, zelfs geen halven, dat is nog een stap te ver. Ik rijg al wandelend minuten aaneen.

Maar ik wandel wel.
Ik ben het struikelen voorbij.

(R)overheid?

Dat er iets grondig mis is met het systeem in Nederland lijkt mij duidelijk. Het rammelt aan alle kanten, álle kanten. De zorg is een puinhoop, de energieprijzen rijzen de pan uit, het onderwijs is een zooitje, het openbaar vervoer gaat niet, de WMO heeft geld tekort, net als jeugdzorg, wat gaat er eigenlijk nog wel goed? Na lang denken moet ik zorgelijk concluderen, niets.

Politici geven elkaar de schuld, mensen geven de overheid de schuld. Hoe vaak ik niet lees dat de roverheid mensen van hun geld afhelpt… Ik heb een eigen visie, eentje die die overheid hard nodig heeft, maar op een fatsoenlijke manier. Eentje die niet zegt dat onze politici fantastisch werk doen, want laten we eerlijk zijn, dat doen ze niet. Al jaren is het een puinhoop in politiek Nederland. Zijn het marionetten? Misschien wel, marionetten van het kapitalisme, van het hyperkapitalisme. Nederland besturen alsof het een bedrijf is laat dan misschien economisch een mooier plaatje zien, ze vergeten dat het de mensen zijn in een land die je er uiteindelijk op afrekenen. Dat laat overigens ook goed zien waarom de VVD-ers nog steeds redelijk gelukkig zijn. En het nog steeds voor het zeggen hebben, al vraag ik mij af hoe je hier nog gelukkig van kunt worden.

Onze (r)overheid. Een instantie die, mijns inziens, nodig is. Let wel, niet als hoe dit systeem momenteel functioneert. In mijn visie (dit hoef je echt niet met me eens te zijn) is de overheid verantwoordelijk voor de basis. Zorg, onderwijs, openbaar vervoer, energie. Zaken die voor iedereen gelijk moeten zijn, geld of geen geld. Eigenlijk is dat wat we hadden voor we het te grabbel gooiden aan het kapitalisme.

Marktwerking zou de prijzen stabiliseren. De kosten in de zorg liepen uit de klauwen, marktwerking zou zorgen dat deze controleerbaarder werden. Het ziekenfonds werd afgeschaft en de zorgverzekeraar kreeg het voor het zeggen. Met alle gevolgen van dien. Personeelstekort, mensen werken zich uit de naad voor een loon dat én de rekening niet kan betalen én vreselijk oneerlijk verdeeld is. De bureaucratie heeft de zorg overgenomen. Alles is niet beter en duidelijker, het is juist andersom. Nieuwe regeltjes vinden dat personeel hoger opgeleid moet zijn voor werk dat deze mensen al jaren meer dan prima doen. Mijn vriendin, werkend in de zorg, is gevraagd een extra opleiding te doen, maar de consequentie daarvan is dat ze dan meer verslagen moet schrijven en nog minder tijd heeft voor dat wat ze wil doen, mensen helpen. Zorgen. Idiotie dus.

Dan het onderwijs. We hebben inmiddels 3192 studies op hbo/wo niveau. 3192! We hebben een enorme behoefte aan personeel dat daadwerkelijk de handen laat wapperen, maar ze slingeren de meest onzinnige opleidingen de wereld in. Vrijetijdsmanagement, een heuse opleiding, echt waar! Nederland wemelt van de managers. Een manager die luistert naar een andere manager en die weer anderen aanstuurt. Die papierwerk (digitaal, maar toch) doorzet, veel praat en weinig doet. Sorry als ik chargeer, maar kom op, hebben we echt meer behoefte aan meer managers? Ze leren vooral hoe ze zo snel mogelijk geld kunnen verdienen met zo min mogelijk inspanning. Waarom zou je iets leren waarmee je je inzet voor de maatschappij als je je ook in kunt zetten voor jezelf? Er is een chronisch tekort aan leerkrachten omdat ze geleid worden door regeltjes. Omdat ze door de bureaucratische rompslomp niet meer toekomen aan dat wat ze willen doen, onderwijzen.

Het onderwijs moet een probleem zijn van de staat. Goed onderwijs moet voor iedereen beschikbaar zijn. Punt.

Het openbaar vervoer is een zooitje. Schiphol is een zooitje. Stakingen op de werkvloer, waar echte mensen voor een schijntje, vergeleken met wat de managers verdienen, het echte werk doen.

Ik zie overeenkomsten, Den Haag blijkbaar niet. Nog nooit eerder stonden ze daar zo ver af van de gewone mens. Energieprijzen die onbetaalbaar zijn geworden doordat ze overgelaten worden aan de vrije markt. Het kapitalisme is geweldig voor een kleine groep mensen, maar een hel voor de rest.

Als ik dit zeg, vindt men mij een communist. Maar wees nou eens eerlijk, dingen als energie, zorg, onderwijs en openbaar vervoer moeten toch voor iedereen toegankelijk zijn? Voor een normale en eerlijke prijs? Wil jij bakken met geld verdienen aan fastfood, aan bloempotten of aan woonaccessoires, be my guest, leef je uit, maar de basis, van gezonde voeding tot onderwijs en van energie tot openbaar vervoer, moet toegankelijk zijn voor iedereen. Dat is geen hardcore communisme, dat is gewoon een sociaal en gezond verstand in een ‘gaaf’ land. Ik zou willen dat ze dat in Den Haag zouden begrijpen.

De spiegel

De kriebels krijg ik ervan. Mensen die zichzelf filmen terwijl de tranen over hun wangen stromen. Kwetsbaar, zegt men. Rillingen over míjn rug. Álles in mij gaat in verzet. Ik voel geen medelijden, of zelfs medeleven, ik voel irritatie. Ik voel een ‘moet dat nu’, ik voel ergernis…

Dit stukje wordt geen veroordelende berichtgeving, verre van dat. Het is een eerlijke blik in de spiegel, een kwetsbare ervaring van deze kant. Hoe ik naar de huilende mens op mijn tijdlijn kijk, zegt namelijk ontzettend veel over hoe ik ook naar mijzelf kijk. En over hoe er op dat vlak nog werk aan de winkel is. Ik heb mezelf jarenlang veroordeeld over mijn emotionele zijn (dat eerder ontaarde in een emotioneel verminderd aanwezig zijn zelfs).

Ik sta mijzelf best het hebben van kwetsbare emoties toe, zo erg is het nu ook nog weer niet, maar niet in het openbaar. Er zijn weinig mensen die mij zien huilen (janken noem ik het bij mijzelf). Ik ben sterk, dat hou ik mezelf tenminste voor. Als anderen huilen vind ik dat prima, troostende arm (wat onhandig kloppen op de rug) heb ik best over voor anderen, maar bij mezelf ligt dat gewoon anders, dan voel ik mij zwak en dat zit niet in mijn systeem. Huilen bij een film, boek of serie mag, de waterlanders vinden mij dan al snel zelfs, zeker als het onrecht tegen diertjes betreft (al dan niet getekend), dat is anders. Sowieso ben ik een watje als het gaat om andermans leed, dan leef ik oprecht mee. Dan mag het, lijkt het stemmetje in mijn hoofd te vinden.

Als ik schrijf, durf ik kwetsbaar te zijn. Niemand die het gezicht achter de woorden ziet, of hoeft te zien. Het is een deel van mij dat er dus niet mag zijn, en dat moet anders. Het is niet dat ik persé moet veranderen, ik ben gewoon wie ik ben, maar ik mag best ook de kwetsbare kant laten zien.

De irritatie die in mij opkomt bij het zien van dit soort video’s vertelt me iets over mijzelf. Ik mag best in de spiegel kijken en op deze manier iets leren. Tenslotte maakt het vermogen om eerlijk naar alle kanten van jezelf te durven kijken je een mooier mens.

Foto Pixabay

Pijn.

Ik schrijf niet zoveel meer over pijn, of over (mijn) leven met pijn. Waarom niet? Omdat ik heel hard probeer me te focussen op andere dingen. Leukere dingen. Fijnere dingen. Mooiere dingen. Waar je je aandacht op richt trek je aan. Of je dat gelooft of niet maakt niet uit, ik geloof dat het zo werkt, in ieder geval werkt het voor mij, soort van, mijn geloof op dit vlak ligt namelijk nog weleens overhoop met mijn realiteit.

Pijn dus. Ik ben het afgelopen jaar best behoorlijk vooruit gegaan. Ik loop weer stukjes, ben meer overeind en voel me beter. Zie er ook beter uit (zegt men), zit absoluut en zonder enige twijfel beter in mijn vel. Wat dit veroorzaakt, vragen mensen zich af. Ik denk een combinatie van factoren. Ik volg (zoals ik al vaker schreef) verschillende cursussen op mentaal gebied, doe touch of matrix therapie (Google maar eens) en heb bio-identieke hormoontherapie (en dat doet mij erg goed). Het maakt me tot een ander mens, die toch op bepaalde fronten echt nog kampt met dezelfde problemen. Op het gebied van (chronische) pijn bijvoorbeeld.

Dat ik nog steeds pijn heb wordt nog wel eens vergeten, door mensen die mij zien lopen in plaats van rollen. Ikzelf verkies het soms trouwens ook, die pijn te vergeten, ik verplaats het weer naar mijn achterhoofd, en probeer het daar ook te houden.

Gister kwam ik op Facebook onderstaande afbeeldingen tegen, en ik denk dat het toch de moeite waard is ze te delen (voor meer zie Instagram how.u.feeling). Het is weer september, en september is ook de maand voor aandacht voor het leven met chronische pijn. Er bestaan nogal wat misverstanden over dat subjectieve gevoel dat pijn heet. En zeker over chronische pijn.

Iedereen die leeft met chronische pijn kent wel iemand die denkt dat hij of zij weet hoe het voelt om ermee te leven. Iedereen heeft tenslotte weleens ergens pijn, maar dat is toch iets anders dan de impact die constant pijn hebben heeft op je leven. Chronische pijn is er namelijk altijd. Soms irritant, ietwat zeurend en op de achtergrond. Soms schreeuwend en op de voorgrond. Altijd is het er echter wel ergens.

Altijd. Laat dat even tot je doordringen.

Geen pauze, geen vakantie, geen weekje rust. Het is vermoeiend. Het laat je bij tijden twijfelen aan je eigen gevoel. Het heeft consequenties voor alles wat je doet, voor de keuzes die je maakt. Sommige soorten pijn kun je (leren) negeren, maar sommige vereisen ook je directe aandacht, vereisen bijvoorbeeld rust. Je moet leren welke soort waarbij hoort. Acuut of chronisch, grenzen verder verkennen of ze herkennen en erkennen. Op de plaats rust, terug naar bed of bank of doorbikkelen. Wel of niet een pilletje extra om te helpen de pijn te verdoven.

Ik ben het afgelopen jaar vooruit gegaan, mensen zien me nu een aantal keer per week een rondje lopen met Lewis. Ook dat is een keuze. En die keuze gaat (nog) gepaard met pijn. Iedere stap die ik zet voel ik, soms wat meer, soms wat minder, maar pijnloos is het nooit (nog niet tenminste). Ik kies ervoor dit door te zetten. Verleg mijn grenzen, iedere dag opnieuw. Ik ben ontzettend dankbaar dat dit lukt, onvoorstelbaar dankbaar. De grote grijns op mijn gezicht is oprecht, het voelt zo ontzettend goed, maar er is ook een andere kant.

Iedere stap die ik zet is een keuze. En die ene stap gaat ten koste van iets anders. En doet pijn. Ik kamp nog steeds met een heleboel fysieke uitdagingen. Ik ga die uitdagingen niet uit de weg, die tijd heb ik gehad. Ik heb geleerd en geaccepteerd. Ik zie wel waar het schip strandt (of niet). En de pijn? Die zal altijd wel ergens aanwezig zijn…

Een goed gesprek

Het is een soort ritueel geworden, in de ochtend. Als ik mijn eerste (en tweede) kopje koffie pak kijk ik naar de foto van mijn vriendin, die achter mijn koffiezetapparaatje staat. Het is de foto die op haar rouwkaart afgedrukt staat. Een foto waarop ze, zichtbaar genietend, met haar ogen gesloten, vaart over de oneindige wateren. Hoe passend bij de situatie van nu. Ze ziet er zen uit, rustiger dan ik haar ooit gezien heb. Ik stel me zo voor dat dit is hoe ze haar reis daar boven aflegt.

Iedere ochtend wens ik haar in gedachten een goede morgen. Vraag ik haar advies over de zaken die ertoe doen. Ik spreek haar nu vaker dan dat ik haar sprak toen ze hier nog was, al is ze er nog steeds, alleen op een andere manier. Verschillende onderwerpen komen voorbij, en ik hoor haar antwoord geven op de haar kenmerkende manier. De wereld is niet hetzelfde zonder haar ietwat sarcastische opmerkingen, die tegelijk eindeloos liefdevol waren, tegen mij tenminste. En toch is de wereld ook niet echt anders. Alleen wat leger, en toch ook weer niet. Ze is er iedere ochtend, bij mijn kopje koffie. In de loop van de dag, als ik langs het aanrecht loop.

Altijd bij me, zo dichtbij, slechts een gedachte ver…

Zelfzorg

Ik lees en volg veel zogenaamde ‘verlichte’ pagina’s. Ik hou wel van een tikkeltje zweverigheid in mijn aardse bestaan. Niet dat ik op wil stijgen naar hogere sferen, nog niet, maar er is zoveel meer tussen hemel en aarde en ik probeer hier mijn weg in te vinden. Volg wat bijzondere therapieën, lees veel spirituele boeken en krijg heel veel mails op dit gebied. Eén ding, dat als een rode draad door deze noem het maar zoektocht heenloopt, is de zorg voor jezelf. Zelfzorg is het belangrijkste soort zorg. En ik was er niet zo goed in.

Even een paar stappen terug. Ik heb, net als ontzettend veel andere vrouwen, van huis uit meegekregen dat je klaarstaat voor een ander. Mijn moeder is hier werkelijk een superster in. Altijd kun je een beroep op haar doen, ze laat (meestal) alles uit haar handen vallen om als een ware redder in nood mensen te helpen. Ik heb nooit deze staat van zorg voor anderen bereikt, ik had er de energie niet voor. Letterlijk, en misschien ook wel figuurlijk. Ik ben altijd al een tikkeltje lui geweest, aard van het beestje. Ergens in mij heeft echter altijd wel een soort van bewondering gezeten voor deze eigenschap. Jezelf opzij zetten voor een ander, volledige toewijding, ik vond het nogal wat. Ik vind er ook wel wat van dat ik dat niet kon. Niet deed.

Vónd. Want het lijkt zo’n mooi voorbeeld, altijd klaarstaan voor een ander. Het ís ook mooi, maar (en dit is een behoorlijke maar) je kunt er pas echt zijn voor een ander, als je jezelf op de eerste plaats durft te zetten. En dat is iets dat ik niet echt goed geleerd heb.

Het is een eeuwigdurend gevecht in mijn hoofd, er willen zijn voor anderen, maar je handen zo vol hebben aan jezelf. En misschien is het juist daarom wel mijn gevecht, is dit een heel belangrijke les voor mij. Ik wil dus ook klaarstaan voor iedereen, op mijn manier. Ik maakte altijd tijd, ook als het eigenlijk niet ging. En tegelijk voelde het als mijn tekortkoming. Nooit kon ik voldoen aan de hoeveelheid zorg die mijn moeder anderen gaf en geeft. Die andere vrouwen anderen geven. Daar zat ik weer, gevangen in het cirkeltje van niet goed genoeg. Zoveel vrouwen lachen dit weg, terwijl ze er zelf ook in gevangen zitten.

Ik zag zorgen altijd als een fysiek klaarstaan. Iemand is ziek, je brengt soep. Pakt de stofzuiger, de zeemleren lap om de ramen die het zicht naar buiten verduisteren weer te laten blinken. Dat kon ik niet. Dat kan ik niet. Maar klaarstaan voor een ander is zoveel meer dan dat. Het is ook de tijd nemen voor een kopje koffie, voor een goed gesprek. Er zijn als iemand je nodig heeft. En dat doe ik wél. Dat deed ik wel. Ook als het eigenlijk niet uitkwam, niet ging. Ook als ik zelf bijna verzoop. (Goed) voorbeeld doet (goed) volgen.

Ik lees het al jaren, op die pagina’s, in die boeken. Sterker nog, ik roep het al jaren, naar vriendinnen. Je moet eerst voor jezelf zorgen, voor je voor een ander kunt zorgen. En toch zag ik het bij mijzelf als egoïsme. Zoveel deed ik toch niet, ik lag maar te liggen, dat kostte toch geen energie? Wat bracht ik nou in als waarde in deze maatschappij? En dus zag ik het als mijn plicht iets terug te doen. Had ik altijd wel een of ander projectje. En vergat ik mezelf. Want ik deed niks en moest zoveel.

Misschien is het wel een van de redenen waarom ik op dit pad van beperkt zijn ben beland. Ik moet het leren. Ik moet leren mezelf op de eerste plaats te zetten. En het gaat steeds beter. Ik kan tegenwoordig mijn telefoon laten rinkelen zonder hem op te nemen. Om vervolgens wel terug te bellen, want helemaal negeren is nog een stapje te ver. Ik kan een appje even laten zonder hem te openen. Ik hoef niet 24/7 voor mensen klaar te staan. Ik leer dat nee ook een antwoord is en dat ik het mag gebruiken, al vind ik dat nog steeds best lastig.

Het is waar. Om er echt voor een ander te kunnen zijn, moet je er eerst voor jezelf zijn. Dat is niet egoïstisch, dat is nodig.

Opkrabbelen

Ik schrijf wel vaker over de reis die ik maak op het gebied van manifesteren, de reis die de wet van de aantrekkingskracht heet. Die reis gaat, net als de rest van het leven, gepaard met pieken en dalen. Dagen van vol ermee bezig zijn, van plannen maken en dagen van het hele zooitje het liefst in de hoek van de kamer flikkeren. Soms staat je hoofd ernaar, en soms ook niet.

Ik zit in een groepje, een groepje van mensen die bezig zijn met dezelfde cursus als ik. Je krijgt ze er gratis bij, de winnaars en de losers. Soms voel ik me thuis bij de eerste groep, soms bij de tweede. Ik heb nog wat werk te doen, om standaard bij de winnaars te horen. Wat ok is trouwens. want als ik klaar was met leren was ik hier niet meer, denk ik. Dus ik leer nog maar even door. Ik ben sowieso nog niet klaar, want ik heb grote plannen, al weet ik nog niet wat die precies gaan zijn…

Maar goed, ik zit dus in dat groepje. En daar werd iets gedeeld door een schrijver (of schrijfster) die een boek uit gaat brengen, dat natuurlijk een groot succes gaat zijn. Zo gaat dat, in de wereld der manifestatie. Je gelooft in jezelf, in je eigen succes. En vanmorgen werd me duidelijk dat er op dat gebied nog iets schort, bij mij, niet bij hem (of haar), die had dat geloof in zichzelf.

Ik wil ook weer een boek maken, gewoon omdat ik dat leuk vind. En omdat ik best geloof in mijn eigen schrijfkwaliteiten. Ook in mijn vormgeefkunsten trouwens, niets mis mee. En toch geloof ik er niet genoeg in, anders lagen er niet nog dozen vol boeken op zolder (niet zo stille hint dit). Ik wil een succesvolle schrijfster zijn. Zo, als het nog niet duidelijk was, is het dat nu wel. Zo eentje die succesvolle boekpresentaties geeft, die uitgenodigd wordt bij tv programma’s, die in de landelijke krant komt én in tijdschriften, met een eigen column. Niet omdat mijn hoofd bekend is, maar omdat ik het kán.

Tot zover werkt het, dat geloven in mijzelf.

En dan is daar dat andere stemmetje, dat stemmetje dat zich ermee wil bemoeien. Dat stemmetje dat in mijn oor fluistert, maar jij hebt geen van beide. Je hebt én geen bekend hoofd, én kunt helemaal niet zo goed schrijven. Je bent best aardig, maar dat is niet goed genoeg.

Niet goed genoeg.

Dat is wat zoveel mensen van zichzelf denken. En ik lees in al die manifestatie boeken dat dat dus niet goed is. Nog iets dat niet goed genoeg is.

Ik heb nog iets te overwinnen voor ik op dat podium sta, met die succesvolle boekpresentatie. En toch voel ik het wel, dat succes. Ik slinger het bij deze dus nog maar een keer het universum in.

Ik.wil.het.

Ik ben op weg naar die succesvolle versie van mezelf, al is de huidige versie ook echt niet verkeerd.

Ik ben aan het opkrabbelen, in iedere zin van het woord. Ik zie mogelijkheden, ook hier op meerdere fronten. Ik krabbel op, voor een nieuw boek. Een boek vol inspiratie, vol hoop. Er is altijd hoop, en hoop is beter dan leven in angst.

Ik krabbel op, ik schrijf en beschrijf, mijn pieken en mijn dalen. Belerend, soms, en bij vlagen. Lerend, altijd, en het vallen niet of nooit verlerend.

Ik krabbel op. Letterlijk.
Mijn lopen verbeterd, ik val en sta weer op.

Ik schrijf mijn eigen leven, en ik geloof in mijn eigen mogelijkheden. Op ieder front.

Ik geloof.
Ik moet geloven.
Ik ga geloven.

Ik krabbel op, zoveel weet ik zeker!

Vangnet?

Vandaag is het tien jaar geleden dat ik werd afgekeurd. Voor het ‘echie’ deze keer. Ik had al wat proefperiodes achter de rug, mijn lijf was al vaker een beetje lastig, maar tien jaar geleden ‘mocht’ ik eraan geloven. Ik mocht op mijn lauweren gaan rusten. Ik mocht me volledig overgeven aan mijn taak in dit leven, leuke dingen doen. Maar wacht, is dat wat veel mensen denken van leven met een uitkering wel echt zo?

Ik schreef wat af in die tijd. Poëtische probeersels vooral. Rijmelarij van een niveau dat jij mag bepalen. Ik bundelde mijn woorden, probeerde op die manier uiting te geven aan mijn gevoel. Aan mijn frustraties. Aan dat gevoel dat me eigenlijk nog steeds overvalt als ik het woord dat bij deze periode hoort goed tot mij door laat dringen.

Afgekeurd.

Van de week had ik een meningsverschilletje met een soort van lotgenoot. Ik schreef in een drie-regelige reactie ergens op dat het vangnet dat het UWV biedt voor mij vaak voelt als een dwangnet. Dat ik mij opgesloten voel in mijn uitkering. Dat ik wil, al kan ik niet. Dat ik worstel met mijn mogelijkheden, al heb ik ze vaak niet. Ik zou nog steeds zo graag, maar de hokjes zijn zo krap. Ik voel me opgesloten.

De persoon aan de andere kant van het beeldscherm dacht op basis van drie regels te kunnen concluderen dat ik niet dankbaar was en wel dankbaar zou moeten zijn. Drie regels tekst veroordeelden mij tot een ondankbaar sujet. Hoe fout kun je zitten.

Ik ben ontzettend dankbaar dat we in een land leven waar we een vangnet als dit hebben. Zonder zou ik dik in de problemen zijn geraakt. Maar verwar deze dankbaarheid niet met hoe dit vangnet ook voelt als een gevangenis. Eentje zonder kans op vrijlating. Geen verlaat de gevangenis zonder te betalen kaart voor ons. Geen promoties meer. Zelfs geen complimenten voor een job well done. Altijd vast op hetzelfde niveau. En ik wil nog steeds zo graag meer. Zoveel mislukte projecten en in mijn binnenste borrelt het nog steeds. Dat gevoel dat ik ben voorbestemd voor zoveel meer dan deze eeuwigdurende stilstand.

Ik heb zo vaak geschreven dat ik heb geaccepteerd, maar ik denk dat dat niet bestaat, dat er niet zoiets is als complete acceptatie. Je evolueert, ook binnen je aandoening en beperkingen. En accepteren geeft een soort eindpunt weer. Ik rijs en ik daal. Steeds opnieuw. Mogelijkheden veranderen, ook als je niet geschikt meer bent voor betaald werk. En je wilt altijd meetellen. Als mens, als iemand met mogelijkheden, die er ook altijd zijn. Maar ze passen niet binnen het systeem dat wij hier bedacht hebben.

Dat mag je dus niet zeggen.
Dan ben je niet dankbaar.

Ik ben echt oprecht ontzettend dankbaar. Maar ik voel me tegelijk gevangen. Binnen de hokjes van het systeem. Dat is niet ondankbaar.

Een vangnet kan voelen als een dwangnet.
Waar je dan wel eeuwig dankbaar voor moet zijn…