Al heel mijn leven hoor ik dat ik alles op mezelf betrek. Dat ik niet zo moeilijk moet doen. Dat ik op moet houden alles te analyseren. Dat ik dingen los moet leren laten. Me niet zo druk moet maken over dingen. En dat ik veel ben. Van alles, in alles.
Mijn hoofd staat nooit stil. Is nooit stil.
Het lijkt me heerlijk, gewoon een film of serie kunnen kijken zonder dat je hoofd honderd en één connecties legt. Een boek kunnen lezen zonder te bedenken wat de schrijver hier nu precies mee bedoelt en allerlei linkjes te leggen naar verleden, heden én toekomst. Gewoon, lezen wat er staat, gewoon kijken en genieten, zonder vragen en zonder antwoorden.
Werkelijk álles wat ik doe, zie of hoor vraagt om extra uitleg, om verdere verklaring. Ik heb bijna overal een eigen visie op. Of ik wil meer weten om die visie te kunnen vormen. Het maakt dat mijn interesse breed is en mijn gedachten alle kanten op vliegen. Dat ik duizend en één dingen opzoek op internet en behoorlijk wat bestel bij de boekenwinkel.
Ik wil weten, ik wil alles weten. En ik leg verbanden, ook als ik ze niet wíl zien.
Ik hou van praten, maar wil ook luisteren. Niet naar oppervlakkigheden, ik wil de diepte in. Ik wil horen wat mensen écht denken. Echt voelen. En ik voel ook. Ik voel mee. Lees tussen de regels door, al vindt niet iedereen dat even prettig. Ik pik de kleine woorden op, voel de intonatie, die me onbewust zicht geeft op achterliggende gedachten, die zo wellicht onbedoeld hun weg naar buiten vinden.
Uit alles wat ik hoor, zie en voel trek ik conclusies. Altijd, met mijzelf als uitgangspunt. Ik weet niet hoe ik de wereld anders moet interpreteren.
Misschien maakt dat dat ik soms dingen analyseer die helemaal niets met mij te maken hebben. Misschien maakt dat dat ik soms dingen aan elkaar knoop die los van elkaar zouden moeten blijven (be)staan. En misschien betrek ik zaken op mezelf die niets met mij te maken hebben.
Het is wie ik ben.
Het is de ik die denkt als een filosoof, voelt als een dichter en schrijft als een mens.
Soms heb je van die dagen. Dat het universum je binnen een week ineens confronteert met dingen waarvan je dacht dat je ermee afgerekend had. Niet dus. Contrast brengt groei. Nou, dit was een weekje vol contrast, zeg maar.
Het kan in kleine dingen zitten. Slechts één klein woord kan je binnenwereld al behoorlijk op zijn kop zetten.
Laat ik het even stukje bij beetje proberen te verwoorden. Wat ik deel is zeer persoonlijk en daarmee ook heel kwetsbaar. Ik heb het vast eerder geschreven, maar zoals hierboven vermeld: ik dacht dat ik er klaar mee was. Boy, was I wrong. Er is nog wat werk aan de winkel.
Jaren geleden, op Klimmendaal, vertelde mijn psycholoog dat ik een vorm van PTSS had. Ik vond dat onzin: ik heb geen oorlogen gezien (behalve op tv) en heb een prima leven, op mijn aandoening(en) na. Hoe kon ik nou trauma hebben? Je hoeft echter geen oorlogen meegemaakt te hebben om PTSS te krijgen. Zelfs zoiets ‘simpels’ als jaren niet geloofd worden, zeker door artsen, kan dit tot gevolg hebben. Ik was het vergeten, had het blijkbaar ergens weggestopt, achter één van de vele luikjes in mijn hoofd. En nu kom ik erachter dat het niet weg is. Nu word ik er aan alle kanten mee geconfronteerd.
Een voorbeeld. Een simpel berichtje, en de reacties daarop, bleken een trigger. Mensen die ziek zijn ‘faken’. Voor aandacht. Of geld. Het is een ding, blijkbaar. ‘Sickfluencen’, maar dan zonder echt wat te mankeren (in mijn ogen mankeer je dan wél wat, maar goed). Een televisieprogramma over uitkeringstrekkers. Ik hoef die reacties niet eens te lezen om te weten wat daarop staat. En dan een item op Facebook over die ‘sickfluencers’. En de reacties van mensen daarop. Reacties van mensen die zélf ziek zijn. Keihard.
Ik klap dicht, in angst. Is dit hoe mensen mij ook zien? Moet ik opnieuw gaan bewijzen dat ik écht iets mankeer?
Mijn hoofd functioneert niet langer rationeel als het in deze stand terechtkomt. Mijn hartslag schiet omhoog, mijn hart zit in mijn keel. Tranen zitten hoog. Paniek, onrust. Ik schiet tien jaar terug in de tijd.
Vorige week had ik een gesprek met mijn WMO-consulente. Soortgelijke reacties van mensen maakten dat ik bang was dat ze mijn hulpmiddelen zouden afpakken. Ik heb alles besproken, openheid is je beste vriend, denk ik. Maar waar de één openheid ziet als eerlijkheid, leest de ander er misschien iets heel anders in. En dan schiet ik terug naar het invullen voor een ander. En naar de angst dat mensen juist denken dat je de boel belazert. Terug naar onzekerheid. En niet omdat het zo ís, maar omdat je een half leven hebt moeten vechten. Om overeind te blijven. Om geloofd te worden. En dat laat sporen na die mensen die dat niet hebben meegemaakt, niet begrijpen. Of die het op een andere manier hebben meegemaakt, het niet kúnnen begrijpen.
Waarom voelen mensen (zelfs mensen die zélf chronisch ziek zijn) de neiging een ander aan te vallen, te beschuldigen van het faken van een aandoening? Is het angst? Dat ze zelf niet geloofd worden? Is het een vorm van controle? Is het jaloezie?
Hebben mensen énig idee wat ze kunnen aanrichten met vage insinuaties? Wantrouwen boven vertrouwen. Het zegt vooral veel over jezelf, denk ik.
Mijn manier om om te gaan met dit soort vragen is erover schrijven. Als ik praat, sla ik dicht. Trauma. PTSS.
Gisteren, in een gesprek met mijn vriendin, kwamen een aantal van die trauma’s aan bod. Mijn verloren zelfvertrouwen, dat zij nooit verwacht had en ook niet gezien heeft. Het schuldgevoel, waar ik klaarblijkelijk nog steeds mee worstel, en de tegenstrijdigheid van bepaalde dingen. Het leven is niet zwart-wit. Het zo graag willen, maar nog steeds niet echt kunnen. Al kan er meer dan drie jaar geleden. De angst om afgerekend te worden op de kwetsbaarheid van mijn openheid. Zeker als mensen, door dit soort berichten te delen, anderen in een ander of misschien zelfs verkeerd daglicht gaan bekijken, bewust of onbewust.
Ik denk dat niemand precies weet wat er speelt achter iemands voordeur. En ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met ons oordeel.
Ik probeer me maar gewoon bezig te houden met mezelf, met mijn eigen leven. Dat blijkt al ingewikkeld genoeg.
Mijn vorige blog dateert van twee weken geleden. Ik zocht de palmboom, die me moest herinneren aan het feit dat geluk soms niet meer is dan een zacht briesje, of de regen die tikt op het glazen dak van onze veranda.
Ik vond hem, dacht ik, die dag. Ik hield hem vast, onderweg naar Frankrijk. Maar eenmaal thuis, is hij weer kwijt.
Dat doet het met je, leven in de realiteit.
Wat is waar? Ik spring van de hak op de tak. Kan niet anders, mijn hoofd is chaos.
Komt het door het nog zo jonge jochie, dat gister vanaf het viaduct over de snelweg ons de Hitlergroet bracht? Of komt het door het nieuws, dat zwaait met eenzelfde soort vaandels, aangevuld met rellen? Is dit de realiteit?
Wat ís waar?
Ik maak me druk. Dat is waar. Ik maak me zorgen. Ook dat is waar.
Ik wil me niet druk maken. En ik wil me geen zorgen maken. Ook dat is waar.
Als dé waarheid niet bestaat, en dat geloof ik, is onze realiteit dan wel écht?
Zijn er mensen die mij nog kunnen volgen, want ik volg mezelf niet meer.
Ik wil niet leven in een wereld vol waanzin. Een wereld waarin mensen elkaar afmaken voor een stukje land. Een wereld waarin mensen elkaar het licht in de ogen niet gunnen, uit, wat? Angst? Komt wantrouwen uiteindelijk niet daaruit voort?
Maakt het niet zien van deze realiteit haar minder echt?
Ik ga maar weer op zoek. Naar die palmboom, die ik had, maar ook weer kwijtraakte. Uit mijn zicht. Met mijn blik naar buiten gericht. Niets dan gedoe, daar op tv. Ik kan en wil daar niet in mee.
Gisteren meldde mijn wandel app dat ik ‘0 dagen mijn doel heb behaald’. Nul dus.
Al wandelend reeg ik meters aaneen. Ik ging geweldig, tot ik niet meer ging. En zo ineens stond ik weer op nul. Weg reeks. Reeks doorbroken.
Ik heb een beetje een haat-liefde verhouding met ‘aansporende’ apps. Ik ben namelijk gezegend met een bovengemiddelde, haast ongezonde dosis doorzettingsvermogen. Grenzend aan het obsessieve zeg maar. Als ik iets wíl dan dóe ik het. Ook als ik het beter niet zou kunnen doen.
Dit soort apps hielpen mij eerder al van de wal in de sloot. Fysiotherapeuten hadden er ook een handje van trouwens. Ze moeten in hun vak mensen vaker aansporen dan ontmoedigen, maar bij mij werkte dat aansporen averechts. Ik ga door tot ik erbij neerval. Letterlijk vaak.
Maar, die reeks van mij dus. Die is doorbroken. Ik sta weer op nul.
Ooit zou dat aangevoeld hebben als falen, met hoofdletters, maar ik ben veranderd! En die nul op mijn app is het bewijs. Ik kan het! Eindelijk!
Want ja, ik ben trots! Trots op het feit dat ik rust heb ingelast. Rust om mijn scheenbeen te laten herstellen. Rust voor mijn hele onderstel, want ik liep misschien toch wat hard van stapel. Wilde wellicht toch weer meer dan ik eigenlijk kon. Maar ik trok aan de rem en dat is wat telt!
Ik zit, tot grote schrik van de mensen in mijn omgeving, dagelijks weer meerdere rondjes met Lewis in mijn stoel. Maar dat is geen verlies. Dat is pure winst. Het feit dat ik mijn reeks-obsessies overwin laat namelijk zien dat ik groei.
Hopelijk is dit niet alleen het einde van een reeks, maar ook het begin van een echte doorbraak!
Twee jaar geleden alweer (tijd vliegt!) kwam ik op Instagram Kim Munnecom tegen. Een zeer enthousiaste dame die met grote bevlogenheid sprak over de voor mij nog mysterieuze wet van aantrekking. Op de een of andere manier voelde het alsof ze het tegen mij persoonlijk had. Ze raakte iets in mij, dromen, die ik ver van mij af had gezet, kwamen boven drijven.
Zou het mogelijk zijn? Zou dit ook voor mij werken?
Ik ben nogal gevoelig voor dit soort dingen, voor dit soort cursussen. Ik wil leren, veel leren. Voor ik het wist had ik dan ook op de knop gedrukt en schreef ik me in. Een investering, in mijzelf. Een cadeautje. Het bleek nog zoveel meer dan dat. Deze cursus was het begin van een compleet ander leven, een leven waar ik toen niet eens van durfde te dromen.
Ik maakte de cursus niet af, deed een module of drie en haakte af. Niks geks bij mij, ik ben nogal snel afgeleid. Ik ga van nul naar honderd in twee seconden en net zo hard weer terug. Er is altijd wel een ander project dat mijn aandacht trekt, zo ook nu. Toch bleef het in mijn achterhoofd, ik luisterde naar podcasts, las boeken, schreef dankbaarheidsdagboeken vol en zette intenties. Volgde nog een cursus en nog eentje. Half, als ik al zover kwam.
De tijd ging voort en beetje bij beetje kwamen de veranderingen. Mijn gezondheid ging vooruit, ik kon beter lopen, kreeg meer energie, vond oplossingen voor problemen waarvan ik niet eens wist dat ze een probleem vormden. De juiste mensen kwamen op mijn pad. Anderen verlieten juist mijn leven.
Ik ging van overleven naar leven.
Afgelopen jaar pakte ik de cursus weer op. Nou ja, oppakken, ik begon eigenlijk opnieuw en dit keer maakte hem af. Het leek wel alsof het kwartje viel, alsof ik de afgelopen twee jaar nodig had om bepaalde dingen vanuit meerdere hoeken te bekijken. Te onderzoeken, erover te praten en te lezen.
Achteraf kun je pas zien hoe ver je gekomen bent. Twee jaar geleden had ik niet durven dromen weer te kunnen lopen. Twee jaar geleden had ik niet durven dromen dat ik zelfs weer voor mezelf zou durven beginnen. Twee jaar geleden zag mijn wereld er ontzettend anders uit, kleiner, krapper.
Daar, bij die ene oproep op Instagram, bij die aankondiging voor de Law of Attraction Mastery zette ik de eerste stappen op dit pad. Dit pad dat mij vreemd was, maar ergens toch ook zo logisch voelde. Ik gaf mezelf zonder me dit te realiseren een ontzettend groot cadeau. De kans op een ander leven.
Ik ben dankbaar dat ik bij Kim ben terechtgekomen. Ik luister nog steeds naar haar Podcasts en probeer de live-sessies in de groep eigenlijk altijd te volgen.
Vanavond om 20:00 uur opende ze haar deuren voor deze cursus. Het is een investering, maar wel een investering in jezelf. Als je voelt dat dit misschien iets voor jou is, dan zeg ik gun het jezelf. Je bent het waard!
Mocht je deze week via mijn link instappen, dan steun je mij ook, een win-win. Wil je weten of dit iets voor jou is?
Ik draag de last van de wereld op mijn schouders. Altijd al gedaan ook. De zorgen van anderen maak ik tot de mijne. Niet omdat ik me zo graag zorgen maak, maar omdat ik zo graag een wereld zou zien waar minder zorgen hoefden te zijn. Waar we een beetje liever zijn naar elkaar.
Als we situaties dichter naar ons toe halen hebben we meer compassie. Zijn we empathischer. Hebben we veel meer begrip.
Een groot deel van onze samenleving zoekt naar oplossingen voor problemen door een ander de schuld te geven. Het is de schuld van de buitenlanders dat onze kinderen geen huis kunnen krijgen. Hoe vaak hoor je dat niet?
Als je inzoomt op de situatie van één van die ‘buitenlanders’ komt er begrip. Tegelijk wordt die situatie tot een uitzondering bestempeld. Terwijl de meeste situaties erop lijken.
De groep wordt een getal en het getal heeft geen gezicht.
Hetzelfde geldt voor mensen met een uitkering. Iedereen wordt over dezelfde kam geschoren, maar uitzonderingen bevestigen de regel. Kijk naar de mens achter de situatie.
Die grote aantallen vormen een probleem met een dieper liggende maatschappelijke achtergrond. Een probleem dat ‘we’ niet kunnen oplossen. Denken we.
Veel leiders in ons land wíllen het niet, dat oplossen. Het is makkelijker om de zondebok aan te houden en de problemen door te schuiven. Probleem in een doos, strik erom en doorgeven aan de volgende generatie. Het gebeurt al jaren.
Ik draag de last van de wereld op mijn schouders. Maar het helpt niet. Het brengt mij geen steek verder. Het maakt dat ik te vaak mijn schaarse tijd en energie steek in zaken die ik niet kan veranderen. En toch blijf ik schrijven. Erover praten. In de hoop dat ergens iemand de boodschap hoort.
Onze problemen zijn niet de schuld van een andere groep mensen. We kunnen het niet oplossen met nog meer haat en geweld. Zelfs dénken met geweld lost niets op. Elkaar haat toeschuiven maakt de dingen er echt niet beter op.
Dus blijf ik proberen. Blijf ik schrijven. Blijf ik mezelf aansporen niet te denken in schuldigen. Uit te zoomen. De mens te zien, de unieke mens. Het goede in die mens.
Misschien red ik zo niet de wereld, maar ik red wel mijn blik erop. Soms is dat genoeg.
Vanmorgen liep ik mijn rondje met Lewis, er zat een stukje park in mijn route. Op de hoek bij de vijver stond een man, jongen meer eigenlijk. Kleurtje (zou niet uit moeten maken, maar doet het in dit huidige politieke klimaat wel), rugzak, fiets. Weifelende houding, ogenschijnlijk zenuwachtig heen en weer lopend, vooral langslopende vrouwen iets te lang volgend met zijn ogen. Ik werd aangesproken door twee andere wandelaars (met hond), dat ik hier op dit moment niet alleen met de hond zou moeten lopen.
Klaarlichte dag, jongeman, angst. Moest ik bang zijn? Geen idee, ík voelde geen dreiging, maar wat weet ik er nu van? Ik ben nogal naïef van aard, wil graag het goede zien in mensen. De politie werd toch maar gebeld, voor de zekerheid. Geen spoed, maar wel een waarschuwing, het zekere voor het onzekere.
Ik denk dat de politie er druk mee is, momenteel. Waarschijnlijk is dat ook waarom ze mij aanspraken vanmorgen. De dood van een jong meisje hakt er bij iedereen zwaar in. Maakt mensen alert.
Veiligheid van vrouwen vormt het gesprek van de dag, voor even dan, want ook deze aandacht zal vervagen. Zoals het dat al decennia doet. Ik denk dat vrouwen zich nog nooit echt veilig hebben gevoeld op straat, in de avond en in de nacht. Het duister biedt de perfecte schuilplaats voor dingen die het licht niet verdragen en dat is helaas niets nieuws.
Onveiligheid gaat om veel meer dan geweld, het is een gevoel.
Nafluiten. Naschreeuwen. Een tik op je billen. Een kus waar je niet om vroeg. Een onschuldige opmerking over het uiterlijk. Voor de ene vrouw voelt het als een compliment, of gewoon irritante afleiding, voor de ander voelt het bedreigend. Allemaal afhankelijk van de plaats, het tijdstip, de machtsverhouding en eerdere ervaringen.
Het moment dat ik mij in mijn leven het meest geïntimideerd voelde door een man vond plaats op de werkvloer, bij het kopieerapparaat. Waar ik veilig had moeten zijn, gingen de handen van mijn toenmalige chef naar plaatsen waar ze niets te zoeken hadden. Mensen die je vertrouwt kunnen je ergste vijand blijken. Geweld naar vrouwen komt vaak uit de hoek van bekenden, van mensen van wie je het niet verwacht: vrienden, echtgenoten, collega’s.
De me too beweging zette iets in gang, dachten we, maar ook die lijkt alweer vergeten. Opmerkingen ogen soms onschuldig, maar toch kan de dreiging daar al beginnen. Bij dat gevoel dat je niets meer bent dan een stel mooie benen. Een lustobject, voor mannen.
Hoe moeten jonge jongens leren dat het niet oké is om op die manier naar vrouwen te kijken als bladen waarin vrouwen precies zo geportretteerd worden gewoon in de supermarkt voor het grijpen liggen? Als videoclips en TikTok filmpjes hen constant verleiden met jonge bloedmooie vrouwen. In houdingen waar ik al een kleur van krijg?
Veiligheid voor vrouwen moet gaan over meer dan gekken die vrouwen fysiek belagen op straat. Veiligheid voor vrouwen moet ook gaan over veiligheid achter de voordeur. Over veiligheid op het werk, op school. Over hoe mannen met vrouwen omgaan én over hoe vrouwen omgaan met mannen. Het moet gaan over opvoeding, over normen en waarden.
Het gaat al mis in de basis en daar moeten we eerlijk over durven zijn. Veiligheid gaat ook over taalgebruik. Over ogen die nét te lang blijven hangen op bepaalde plaatsen van het lichaam. En over weerbaarheid, over de verschillen in cultuur.
Het gaat niet om incidenten, het is een patroon. Een patroon dat blijft bestaan. Misschien is dat wel de ongemakkelijke waarheid. Dat we allemaal opnieuw moeten leren kijken. Naar elkaar. Naar onszelf. Niet morgen. Nu.
Hoe verenig je het beeld dat mannen hebben en krijgen van vrouwen met de manier waarop we met elkaar omgaan? Hoe zouden we met elkaar om moeten gaan? En in hoeverre wordt dat beeld gevormd door cultuur, door media en door verhalen die we continu herhalen?
Gisteren keek ik naar Gossip Girl. Ik schaar deze serie onder ‘dom vermaak’, gewoon kijken en vooral niet nadenken. Alleen vergeet ik vaak dat ik dat niet kan. Ik kan niet niet nadenken. Bij alles wat ik zie leg ik een linkje naar de werkelijkheid, zie ik paralellen met de samenleving. Zo ook hier.
De nachtclubs, de schaarsgeklede vrouwen op torenhoge hakken. Vrouwen die zich met seksuele toespelingen ondergeschikt maken aan de man, of hun seksualiteit juist gebruiken om de man onder de duim te krijgen, of daar te houden.
Als vrouw kun je het niet snel goed doen, als je gebruik maakt van je uiterlijk breng je anderen in verleiding. Mannen kijken je na, vrouwen ook, om een andere reden. Altijd moet je je bewust zijn van een grens, van de balans.
Hoe zijn we hier beland?
Televisie en media maken gretig gebruik van de schoonheid van de vrouw. Bij mannen gebeurt dat ook, maar dan vaker in een andere, bijna stijlvolle setting. Vrouwen worden harder en zichtbaarder afgerekend op hun uiterlijk.
Wordt hier niet de basis gelegd voor hoe we in het dagelijks leven met elkaar omgaan? Hoeveel invloed heeft media op hoe mannen vrouwen zien en hoe vrouwen zichzelf zien?
In andere culturen worden vrouwen juist verborgen, achter lagen kleding. Ter bescherming van wie? Van henzelf? Of van de mannen die hen zouden kunnen zien? Hoe verenig je zulke tegengestelde werelden, zonder dat gesprekken meteen ontsporen in misverstanden en verwijten?
Soms vraag ik me af of de liefde van mannen voor vrouwen, en dan vooral voor vrouwen die ze niet persoonlijk kennen, gebaseerd is op liefde voor de vrouw zélf of vooral op de liefde voor haar uiterlijk en de rol die zij speelt?
Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat we met z’n allen de wereld nodeloos ingewikkeld maken. En ik hoop dat we, door de juiste vragen te stellen, stukje bij beetje dichterbij elkaar komen.
Gisteren las ik een bericht over femicide: het opzettelijk doden van een vrouw vanwege haar geslacht. Schokkend en verdrietig. Vrouwen lopen meer risico om slachtoffer te worden van geweld. In het bericht stond dat in Nederland iedere acht dagen een vrouw wordt vermoord door een (ex-)partner, of doordat een man vindt dat de vrouw zijn bezit is.
Femicide is een harde realiteit, eentje waar we als samenleving niet omheen kunnen.
De reacties onder het bericht, ja, ik las ze weer, raakten me. In veel reacties werd gegeneraliseerd, werd iedere man van gedrag naar vrouwen beschuldigd dat niet door de beugel kan. Alsof elke man een potentiële dader is. En dat raakt me, als dochter, als echtgenote en als moeder. Ja, geweld tegen vrouwen is een groot maatschappelijk probleem. Maar je kunt niet acht miljoen mannen alvast veroordelen alleen maar omdat ze man zijn.
Polarisatie, je ziet het overal. De media helpt een flink handje door cijfers te presenteren op een manier die vooral angst en verontwaardiging oproept. Cijfers die puur bedoeld lijken om te shockeren. Het verkoopt, maar het zorgt er ook voor dat mensen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. De toon van het gesprek verandert, het verhardt en het werkelijke probleem blijft bestaan.
Het gevaar van ‘alle mannen’, is dat mensen die niets verkeerd doen zich in het nauw gedreven voelen. En wat gebeurt er dan? Ze haken af, terwijl juíst betrokkenheid nodig is. Als we willen dat er iets verandert, hebben we mannen én vrouwen nodig die het gesprek aangaan, die bewustzijn vergroten en die patronen doorbreken.
Femicide is ernstig. Geweld tegen vrouwen moet benoemd en bestreden worden. Maar laten we ook eerlijk zijn: niet iedere man is een dader. Het helpt ons verder als we ruimte laten voor nuance. Voor luisteren. Voor écht contact, in plaats van het elkaar bij voorbaat veroordelen.
Alleen dan maken we onze samenleving veiliger. Voor onze dochters. Voor onze zonen. Voor ons allemaal.
Ik heb de afgelopen negen jaar hele epistels gepend over schuldgevoel. Wat vond ik het lastig, mezelf de vooruitgang gunnen terwijl anderen worstelden met achteruitgang.
Überhaupt, mezelf dingen te gunnen terwijl anderen worstelden.
Ik vond het altijd nodig mezelf te verantwoorden. Mijn vooruitgang goed te praten door te zeggen dat het niet altijd goed ging. Maar daarmee hou je juist verdere vooruitgang tegen. Iets dat ik niet snapte, maar steeds beter begin te begrijpen.
De maatschappij verwacht dat ik rol, want ik heb een rolstoel. Jarenlang liet ik die blik van buitenaf mijn realiteit bepalen. Ik propte me in het keurslijf, vormde me naar het hokje en ging mee in de lijn der verwachtingen. Niet dat ik fysiek alles kon, ik had zeker mijn uitdagingen, maar ik zie nu ook dat de invloed van het onderwerp schuldgevoel zwaarder woog dan ik dacht.
De maatschappij heeft bepaalde verwachtingen. Zit je in een rolstoel? Dan kun je niet lopen. Punt.
Onzin.
Met EDS kun je in een rolstoel zitten én ook lopen. Soms strompel je van stoel naar stoel. Soms zet je voorzichtige stappen. Soms gaat lopen prima. En op de momenten dat het níet gaat, is daar de stoel die je benen vervangt. Precies waar een hulpmiddel voor is.
De wereld van een chronisch zieke is niet zwart-wit. De grijstinten voeren de boventoon.
Ik wandel weer. En ik geniet met volle teugen van mijn herwonnen vrijheid. Zonder schuldgevoel richting anderen. Het is míjn leven. Ik ben ontzettend dankbaar dat ik de stoute schoenen aan heb durven trekken.
En ja, nog steeds voel ik die neiging me te moeten verantwoorden. Nog steeds wil ik erbij zeggen dat wandelen niet betekent dat ik daarna fluitend de dag door huppel. Het herstellen ervan kost tijd. Het stemmetje van de verantwoording zit diep. Maar ik ga het loslaten!
Ooit ben ik vrij. Vrij van schuld en vrij van verwachtingen. En misschien is dát wel de echte vrijheid die ons wacht.