Proost

Waar ik ook kijk vandaag zie ik jouw naam. Ik zou willen zeggen dat ik je aanwezigheid voel, maar dat weet ik eigenlijk niet. Niet zeker in elk geval. Mijn rationele ik neemt het over op het moment dat ik kippenvel voel als ik aan je denk. Of je stem hoor in mijn hoofd.

Gek is dat, ik geloof zonder enige twijfel in leven na de dood. In een bewustzijn, waar we allemaal één zijn. In eeuwige liefde. En toch, als het om de manifestaties van datzelfde bewustzijn gaat doe ik de verschijnselen af als toeval. Of als: ik zal het wel verkeerd zien.

De veertjes die plots voor mijn voeten verschijnen als ik het universum of een specifiek persoon die over is gegaan vraag om een teken. Het gevoel, in mijn hart, dat ik als niets anders dan pure liefde kan omschrijven, als ik aan iemand denk die niet meer hier is, maar daar, aan die andere zijde. Kippenvel, de goede variant, dat over mijn ruggengraat kruipt. De regenboog die vorige week plots achter mij verscheen op het gordijn, waar het onmogelijk kon verschijnen.

En nu, nu voel ik jou. In alles, overweldigend. Juist nu. Juist vandaag.

Vijftig zou je worden. We lachten erom, toen ik vijftig werd. Het was voor jou nog een paar jaar verwijderd. Jaren die jou ingehaald hebben.

En nu vier je vast deze dag op jouw plek daar in de wolken. Op een bezemsteel scheer je langs de regenboog. Een wijntje in de ene hand en een groot stuk taart in de andere. Een grote lach op je gezicht, het gevecht op aarde achter je gelaten.

Vorig jaar was de eerste verjaardag zonder jou, nu is het de alweer tweede. Tijd vliegt net zo hard als die bezem van jou.

Proost lieve Mel, op jou.

En op het leven, dat geleefd moet worden. Soms met pijn in het hart, maar vaker met liefde. Met gelach en gekkigheid. En als de lampen vanavond knipperen, weet ik dat jij het bent.

Herinneringen

Op Facebook heb je de terugblikken naar wat je gepost hebt. Zo stuit ik op een post uit 2012. Vandaag, negen jaar geleden, vlogen we terug vanuit Rhodos. Mijn laatste vakantie als loper. Op mijn slippertjes sjouwde ik de berg op. Het is dat dit mezelf betreft. Het is dat ik zelf de pijn voel, de beperkingen ervaar. Anders had ik misschien de aanstelleritus kaart wel getrokken. Hoe is het mogelijk dat je het ene jaar nog de berg op sjouwt en het jaar erop nog amper van het zwembad naar het restaurant kunt lopen. Waar ging het mis?

Ergens rond 2011 begon het gesodemieter met mijn rug. Ik werd geopereerd en startte vol goede moed met revalideren. Ik liep en geenszins de kantjes eraf. Als op mijn herstelbriefje stond dat ik ieder uur een half uur moest lopen, dan deed ik dat. De hele dag door, er verscheen bijna een spoor op de vloer rond de tafel, want lopen zou ik. Ik was het thuiszitten (eh liggen, want zitten ging nog niet) beu en wilde weer aan het werk.

In Griekenland greep ik al vaker naar de pijnstillers en de Certaki dansen gaf me pijn in de knietjes. Het herstel vorderde niet, integendeel. Hoe meer ik liep, hoe meer problemen ik kreeg met mijn benen. Ik kwam weer in de ziektewet en werd op de wachtlijst gezet voor een revalidatietraject. Het zitten ging steeds beroerder en ik bleek littekenweefsel ontwikkeld te hebben.

In 2013 kwam de rolstoel. Ik heb me ertegen verzet, tot het echt niet meer ging. Mijn wereld was zo klein geworden, ik wilde eruit. De stoel werd mijn vriend, soort van in ieder geval. Als zitten niet wil en lopen niet kan zijn je keuzes beperkt. Een beetje vanne dit en een beetje vanne dat, zoiets.

De herinnering op Facebook is een mooie. Het was een fijne vakantie. Een ode aan het lopen. Mijn wereld is nu anders, een ander perspectief. Geen slecht perspectief overigens, gewoon anders. Het kan raar lopen in een jaar tijd…