In de hoofdrol

Je kunt besluiten de touwtjes los te willen laten, maar als je diep vanbinnen voelt dat je toch echt iets te melden hebt en iets wilt bereiken, is dat best lastig. Het gevoel dat ik heb, is het beste te omschrijven als een innerlijke drang. Een innerlijk moeten dat zich slecht laat negeren.

Het is voor mij vergelijkbaar met mijn schrijven: als de inspiratie er is, moeten de woorden het digitale papier vinden. Ik kán het niet onderdrukken.

De wereld verandert, logisch ook, de tijd gaat door, de wijzers van de klok tikken ongenadig verder. De wereld van nu is niet meer de wereld uit mijn jeugd. Foto’s laten dat zien, films nog meer. De kleding, de haarstijl. Ik liep als tiener rond met schoudervullingen en haar alsof er een vliegdekschip op mijn hoofd stond. De voorkant getoupeerd, de bovenkant plat. Tja, die kon ik niet zien en met mijn toen al wankele schouders kon ik er niet goed bij. Voor lange mensen moet het een bijzonder gezicht zijn geweest. Ik droeg een glimmend groen metallic trainingspak met LA Gears, van die lompe schoenen. Mijn toenmalige vriendje was een gabbertje.

Als je de foto’s terugziet, krijg je hetzelfde gevoel als wanneer ik naar foto’s van mijn ouders keek: mijn vader met een BeeGees-kapsel en mijn moeder in een ultrakort rokje. Onvoorstelbaar. Al loop ik zelf nog steeds het liefst in mijn trainingsbroek met een veel te grote trui. Alleen glimt die broek inmiddels niet meer.

Terug naar mijn oorspronkelijke punt.
De wereld is veranderd. Ons politieke systeem verandert niet mee. We doen ons best, we zien dat de organisatie die ‘de overheid’ heet niet meer goed functioneert, we signaleren het allemaal, maar verandering gaat ontzettend langzaam. Het is een groot, log schip dat te traag in beweging komt. Regeringen blijven beloven de steeds groter wordende problemen op te lossen, maar die problemen zijn allang boven hun hoofd gegroeid. Ver boven hun hoofd.

“Simpel,” denk ik dan weleens. Je moet mij even bellen. Maar de kans dat dat gebeurt is klein. Out-of-the-box denken is niet de sterkste kant van Den Haag. En dat is op zich ook logisch: ze groeien erin op. Van een figuurlijke puber met grootse ideeën tot volwassenen die gewend zijn dat dingen nu eenmaal gaan zoals ze gaan. Idealisten haken vroegtijdig af of worden afgeschoten tijdens verkiezingen. Te klein. Te weinig invloed. Te weinig inzicht. En als ze het redden, verandert het systeem hun dromen.

Gisteren reed ik met zoonlief mee naar de supermarkt (ja, ik ben zo’n curling-ouder die ‘het kind’ even brengt bij slecht weer). Terwijl ik zat te wachten, dacht ik na over het leven. Ik kwam tot een conclusie: het leven is één groot verhaal. Een soort sprookjesboek. Het is hoe je een leven wéegt, hoe je het bekijkt, vanuit welke kant je kijkt. Keuzes worden gemaakt vanuit een bepaald oogpunt.

Het maakt uit hoe je opgroeit, waar je naar school gaat, waar je geboren bent. En het gaat niet eens zozeer over geld, status of macht, het is hoe je hebt leren dénken dat het verschil maakt.

Ben je in staat de wereld van een afstandje te bekijken, of zit je vastgeroest midden in het verhaal? Dát maakt het verschil.

Je bent hier op aarde om jouw eigen verhaal te schrijven. Je wordt met een reden blanco geboren. Wat je misschien gekozen hebt als missie weet je niet meer; dat blaadje is gewist om het je later te laten herinneren. Tenminste, zo zie ik het.

Maakt ook niet uit. Je wordt blanco geboren en de wereld ligt voor je. Open. Groots. Je kunt doen wat jíj wilt. Zijn wie jíj wilt zijn. Dat is een keuze. Jouw keuze.

Ik zeg niet dat verandering makkelijk is of makkelijk zal zijn, maar het is wél mogelijk, als je het wílt.

En dan zijn we terug waar ik begon. Dat systeem dat we ontgroeid zijn. Het werkt niet meer voor ons. Het is tijd om de wereld te herzien. Te leren van wat we minder goed hebben aangepakt. Eerlijk te reflecteren. En het dan anders te doen. Kansen te bieden. Kinderen te leren zélf na te denken. Zelf keuzes te maken. Te leren van het verleden en te leven in het heden.

Ik zeg het vaker: ik ben een idealist. Maar ik weet dat mijn beeld van de wereld mogelijk is, als er maar genoeg mensen geloven dat het kán. Doe eens een grote stap achteruit en droom een verhaal. Het verhaal waarin jij de hoofdrol speelt.

Wat zou jij willen?
Hoe zou jouw ideale wereld eruitzien?

Stop met denken in oorlog en verdeeldheid. Zet het nieuws uit. Sla de krant eens over. Droom van een toekomst waarin we blij zijn. Waarin we samen leven.

En denk dan eens na over hoe je die wereld in kleine stappen zou kunnen bereiken. Keuze voor keuze.

Ons leven is slechts een verhaal.
Waarin wij de hoofdrol spelen.
Op onze eigen manier.

Foto credits Mirella de Jong

Hormonale verschillen?

Ik krijg niets gedaan. Echt helemaal niets. Mijn hoofd is nog steeds een chaos. Ik probeer mijn gedachten te ordenen, allereerst in categorieën. Politiek, politiek (deze neemt nogal veel aandacht en tijd in beslag), visitekaartjes (bijna af, maar nog niet helemaal naar mijn zin), belastingdienst (open het programma en sluit weer af, want even geen idee), politiek, opruimen, cursus maken.

Het lege scherm op mijn laptop, waar ik inmiddels al een half uur naar aan het staren ben, irriteert me. Eigenlijk irriteert alles me. Waarom? Geen idee. Is het de stand van de maan? Is het misschien het feit dat mensen als kippen zonder kop rondrennen (mijn gevoel)? Of zijn het toch weer mijn hormonen, die wellicht een lichte tweak nodig hebben?

Ik herken het gevoel, ik had het vorig jaar ook. Toen begon ik net met het gebruik van bio-identieke hormonen. Of misschien was het net daarvoor, toen ik van zeer goedgehumeurd zo ineens om kon slaan in een heuse vuurspuwende draak. De Draak is terug. Het vuur houd ik meestal nog net op tijd binnen (tenzij het om reageren op Facebook gaat), maar het gaat wel ten koste van mijn goede humeur.

Hormonen zijn van ontzettend grote invloed op ons mensen. Ik had het niet eens zo in de gaten, toen ik er midden in zat. Het gaat geleidelijk, sluipend. De symptomen verrassen je, overvallen je, maar ze zijn er. Er wordt gelachen als vrouwen hun problemen toeschrijven aan hun hormonen, maar we worden er allemaal door gestuurd. Bestuurd misschien wel zelfs, soms.

Gisteren (of eergisteren al) liep ik een vriendin tegen het lijf. Zij spuwde ook vuur, in de vorm van een middelvinger, gevolgd door een hardop uitgesproken krachtterm richting een fietser die zonder reden een vuile blik wierp richting haar. Ik ben mezelf niet riep ze me toe. Mijn vriendin dus, niet de fietser. Tja, onze leeftijd spreekt voor ons zeg maar.

Ik ben ook mezelf niet. Of het te wijten is aan de mensen op het digitale platform waar ik me (te vaak) begeef, aan mijn hormonen of toch aan die maan weet ik niet. Dat het me in de weg zit weet ik wel. Ik bevind me te vaak in de leegte van mijn scherm. Of verdwaal in het scrollen tussen irriterende reacties, die daarmee mijn gedachten irriteren.

Fijn, zo’n neurodivergent en wellicht ook hormonaal overspannen brein…

Blessing in disguise?

Er zit veel in mijn hoofd, te veel. 

Ik kan niet eens hele zinnen formuleren, de een is nog niet half af of de volgende schiet naar binnen. Het is vermoeiend. Zeer vermoeiend. Ik ben het gewend te leven met een chaotisch hoofd vol ideeën, maar het afgelopen jaar leek het beter te gaan. Gestructureerder. Tot vandaag dus. 

Chaos. Totale chaos.

Ik werk aan ideeën voor de plaatselijke politieke campagne voor de partij waarbij ik mij heb aangesloten. Als het aan mij ligt gaat het complete politieke systeem op het schop, tijd voor brede hervorming, maar de wereld is vrees ik nog niet klaar voor mijn radicaal andere ideeën op dat front. Niet dat ik denk dat ik het wel even zal regelen hoor, maar ik voel toch een drang, een overtuiging dat het anders kan. En verandering moet beginnen bij jezelf. Dus werk ik aan kleine dingen, vorm ik een mini-team met ChatGPT, altijd handig, wat tegengas. 

Ik probeer mijn gedachten te ordenen op het front van mijn eigen bedrijf, waar ik ook te veel ideeën voor heb. Ik heb moeite met structuur, met planning. Ik sla compleet dicht bij alles wat er op me afkomt. Iets simpels als een mailtje sturen laat me uren naar mijn scherm staren. En ik wist echt wel waar ik aan begon, maar bepaalde reacties in mezelf had ik gewoon niet voorzien. Daar probeer ik aan te werken, maar ook dat haalt dingen overhoop in mijn hoofd. 

Contrast brengt groei. En ik denk dat ik behoorlijk moet groeien. 

Ik word getriggerd door oude trauma’s waarvan ik van sommigen niet eens wist dat ik ze had. Twijfel of ik daar weer hulp bij moet zoeken, maar dat kost energie, en tijd, die ik gewoon even niet heb. Keuzes.

Eigenlijk zou het simpel moeten zijn, kies voor jezelf, maar het is niet simpel. Niet voor mij tenminste. 

En daarnaast moet ik mij eigenlijk even overgeven aan het niets, want dat is denk ik wat mijn lijf nu van me vraagt. Of toch niet? 

We zijn een paar dagen naar Londen geweest, manlief, zoonlief en ik en de weerslag is pittig. Ik liep al op mijn tandvlees, nu is de man met de hamer daar. Hij mept flink van zich af. Zo heftig is het in jaren niet geweest. Aan de ene kant is fysiek wat actiever zijn fijn, aan de andere kant trekt mijn lijf het slecht.

Koorts, vermoeidheid, een dikke bult op mijn onderrug, bibberen en trillen, uitval en tintelingen, ook in mijn gezicht. Buikpijn en misselijkheid. Ik ken het, herken het, maar weet gewoon niet goed wat ermee te doen. Als ik ga liggen, doet alles pijn en weet ik niet meer hoe te liggen. Als ik in slaap val schiet mijn hartslag bij het wakker worden omhoog met hartkloppingen als bonus. 

Dysautonomie. Ik dacht dat het weg was, mispoes. En ik weet het: chronisch is altijd. Maar die hoop hè? Wat is wijsheid?

Dat weet uiteindelijk alleen ik, als ik mijn gevoel weet te activeren want ik val terug in mijn oude patronen. Verdoven, doorgaan, gevoel uitschakelen. En ik probeer het te veranderen, maar oude patronen zijn lastig te doorbreken. Ik signaleer het, en dat is al winst. 

En dit is nog maar een heel klein deel van alles dat mijn hoofd overspoelt. Terug in de tijd en dan back to the future, terug naar bewustere keuzes. Terug naar dat wat ik herwonnen had. Even een pas op de plaats, in mijn cocon, zonder moeten.

Ik moet slechts van mezelf. Van niemand anders. 

Eigenlijk zijn dit soort terugslagen een zogenaamde blessing in disguise, ze dwingen je na te denken over keuzes die je maakt. Bewust te kijken naar je reacties. Uiteindelijk zal ik ze bedanken, en loslaten.

Ik heb het eerder gedaan, dus ik weet dat ik het kan.

Wandelschoenen

Twee jaar geleden kocht ik een paar wandelschoenen. Niks bijzonders, voor de meeste mensen, voor mij wel. Ik werd wat raar bekeken, een rolstoeler, een elektrische roller, die wandelschoenen gaat passen. Die opstaat en wegwandelt. Dat kan natuurlijk niet, dat past niet in het plaatje dat de meeste mensen in hun hoofd hebben.

Ik was nog niet zo ver dat ik dit zonder enig bijgevoel kon doen. Ik voelde me een bedrieger. Ik voelde me schuldig zelfs, tegenover rollers die niet lopen, alsof ik hen iets afnam. En het was nog niet eens echt lopen, toen. Toch maakten die paar stappen veel los in mij. En ook in de toeschouwers dus.

Twee jaar geleden dacht ik de schoenen niet eens in te kunnen lopen. Waarom kocht ik ze dan? Nou, ik wilde wat meer fotograferen en wat minder in de drek staan met mijn gympen. Hoge schoenen houden daarnaast mijn enkels beter op zijn plek, dit was dus een goede keuze. Minder zwaar dan orthopedisch schoeisel en betere bescherming dan mijn gympen. Inmiddels zitten er aangepaste zolen in ook, want ik wandel dus.

Nooit verwacht, wel gehoopt.

Toen ik de schoenen kocht bleef het bij dromen van lopen. Ik droeg ze zo nu en dan. Wankelde een paar stappen, een paar meter, een halve ronde veld, een hele ronde veld. Ik viel terug, lag plat, hervond mijn balans. Vallen en weer opstaan, en weer vallen. Uren, dagen, weken in mijn stoel. En er toch weer uit.

Schuldgevoel, weer, voor anderen, door mezelf. In mijn hoofd werd ik voor van alles dat lelijk was uitgemaakt, aansteller (die kwam het vaakst voorbij), nep-invalide. Ik zag de blikken (die er misschien helemaal niet waren). Ik hoorde de oordelen. Ik veroordeelde mezelf.

Ik zette door. Leerde omgaan met de stemmen in mijn hoofd, met het duiveltje op mijn schouder dat mij op mijn plaats wilde houden. Comfortabel. Bekend. Veilig.

Ik hou niet van veilig, tenminste, ik schop er vaak tegenaan. Tegendraads geboren, mijn kleine babyvoetjes zetten zich in de baarmoeder al schrap. Misschien is dat wel mijn grootste kracht, die verrekte eigenwijsheid. Doorzetten, altijd kansen zien. Mogelijkheden.

Maar, die wandelschoenen dus. Inmiddels zijn ze ingelopen. De ene dag loop ik, de andere niet. En dat is oké. Ik heb geleerd daar oké mee te zijn. Soms loop ik, soms rol ik. Het is niet te snappen, voor een buitenstaander, maar dat hoeft ook niet. Het is míjn leven en ík weet hoe het zit.

Ik ben een ander geen verantwoording schuldig, niet meer. Ik denk dat dat is wat ze accepteren noemen. Dat je het zelf snapt. Ook als je delen ervan lastig vindt. En het misschien niet wílt accepteren, maar wel begrijpt. Het waarom begrijpt. En weet hoe je ermee om kunt gaan. Dan hoef je het niet leuk te vinden, of volledig te omarmen. Je weet hoe je ermee kunt leven.

Twee jaar geleden kocht ik wandelschoenen en ik liep nog niet. Nu wandel ik op mijn eigen manier de toekomst in.

Wat is waar?

Van de week schreef ik over geloven, niet in een religie, maar in jezelf. Ik geloof dat geloven in jezelf de sleutel tot genezing bevat.

De grote vraag is, in hoeverre is genezing mogelijk? Is de ziekte, of aandoening het gevolg van, of iets waarop je invloed uit kunt oefenen? Of is het daar op jouw pad met een reden? Moet je er iets van leren en kan het herstellen als die les geleerd is? Of blijft de les dit leven lang bij jou, als trouwe en soms misschien wel geliefde, of gehate, metgezel? Die vraag is er eentje die ik niet kan beantwoorden en waar ik ook niet echt uit kom.

Ik geloof niet in een God, als in een ‘persoon’ of grootheid die de regie voert over mens, dier en natuur. Ik geloof wél in een kracht die groter is dan onszelf, ik noem deze kracht ‘source’. Bron, de bron waaruit wij allemaal zijn ontstaan. Allemaal vanuit uiteindelijk dezelfde energie. Met krachten die groter zijn dan de meesten van ons zelfs maar kunnen vermoeden. Ik geloof dat, ík. Dat wil niet zeggen dat dit de waarheid is, slechts dat het míjn waarheid is.

Geloven in jezelf zegt dat jij altijd van invloed bent op de situatie, welke situatie dan ook, en dat is eng voor heel veel mensen. Het roept vragen op, zoals ben ik schuldig aan het ontstaan van een situatie? Nee, niet altijd, denk ik. Vervelende dingen gebeuren. Ze horen bij het leven. Je hebt niet altijd invloed op het ontstaan van een situatie, maar, je hebt wel invloed op de manier waarop je ergens mee omgaat. Je hebt invloed op jouw reactie erop. Je hebt een keuze, je bent geen slachtoffer van de situatie. Dat legt de verantwoordelijkheid bij jezelf. En maakt dat je je niet kunt verschuilen achter een excuus. En dat is best eng.

Wat is waar? Ik geloof in mezelf, ik doe mijn best te geloven in mezelf. Lukt dat altijd? Nee, ook dit is een proces, het gaat met vallen en opstaan, zoals dat bij alles zo gaat. Ik kan slechts spreken voor mezelf, en probeer dat ook te doen, maar ja, soms wil dat zeggen dat ik erg enthousiast praat, of schrijf, over iets waar ik in geloof. Ik denk dat dat menselijk is. Je kunt het zien als iemand willen overtuigen, maar ik denk dat dat helemaal niet altijd het geval is. Al kan ik best overtuigend zijn, weet ik. Het is in ieder geval nooit mijn insteek iemand anders van mening te doen veranderen, ik ben slechts enthousiast over iets dat ik gehoord of gelezen heb. En verwerk informatie in mijn hoofd door erover te praten. Ik hou van een ‘goed’ gesprek, met diepgang, en ja, ook met discussie. En ik kan best fel zijn, als ik ergens in geloof, maar ik weet heel goed dat dat waar ík in geloof niets anders is dan míjn waarheid. En dat zijn geen loze woorden, die ik napraat, al zal ik ze vast napraten, van iemand.

De echte waarheid bestaat niet. Het is een combinatie van ervaringen, van hoe jouw brein de informatie verwerkt en van welke informatie tot jou is gekomen, en op welk moment, in jouw leven. Van hoe jij je voelde toen je die informatie tot je nam, want ook dat is van invloed op hoe jij iets interpreteert. Er zijn ontzettend veel factoren verweven in dat ene woordje, dat in onze maatschappij zo belangrijk is. Misschien is het woord zelf wel een illusie. De echte waarheid wordt tenslotte vaak ingehaald door de realiteit. Die ook weer verdwijnt met het voortgaan van de tijd.

Je kunt wat denken, zo op een maandagmorgen.

Als ik schrijf over mijn ervaringen met mijn lijf en mijn manier van omgang met, is dat slechts de manier waarop ik het op dat moment zie, mijn laten we zeggen tijdelijke waarheid, die geen waarheid is of hoeft te zijn voor jou.

Ieder zijn ding, op zijn eigen moment…

Het slappe koord

Om het pad in te slaan van genezing, moet je eerst geloven in die genezing. Moet je dúrven geloven in heling, en moet je kúnnen geloven, in een positieve uitkomst.

Bovenstaande klinkt eenvoudiger dan het is, en niet eens omdat je het zelf niet wilt of kunt geloven. Je loopt aan tegen een samenleving, waarin heel veel mensen hier niet in kunnen (of willen) geloven. En geloof het of niet, dit is van grote invloed op het eigen vertrouwen. Zie maar eens overeind te blijven, als zoveel mensen je met gefronste wenkbrauwen aankijken.

Ik heb geluk, ik heb veel mensen om me heen die mij steunen. Die wel in mij geloven, al zijn er echt wel de nodige sceptische blikken. Meestal niet recht in mijn gezicht, denk ik, deze veronderstelling speelt zich natuurlijk ook vooral af in mijn brein. Ik vul graag in voor anderen.

Vertrouwen op je eigen kracht is best ingewikkeld, vooral door de reacties, van anderen, vermoed of onvermoed. En ik blijf hierover schrijven, omdat er nog veel onwetendheid is, als het om dit onderwerp gaat. En omdat het, zeker bij mensen als ik, die zo ontzettend vaak in aanraking gekomen zijn met de term aanstelleritus, gevoelig ligt.

Gisteren ging ik een middagje uit, met een van mijn oudste vriendinnen (als in een van de langste vriendschappen). Ze kent mij al een jaar of dertig, is meegegroeid in mijn hele proces. Ze weet waar ik vandaan kom, maar snapt het niet. Ze ziet mijn vooruitgang en denkt dat daarmee alle problemen zijn opgelost. Klaar om de wereld volledig en onbeperkt weer tegemoet te treden. En dan volgt een voor mij lastig dilemma, want, volgens de theorie die ik aanhang, moet ik blijven geloven in de versie van mijzelf die op dit moment al gezond is, ook al is dat nog verre van het geval. En die laatste toevoeging, die moet ik dus niet denken, want dan richt ik mijn bewustzijn op dat wat ik nog wél mankeer.

Ik wil uitleggen, ik gá uitleggen. Ik hoor mij vertellen hoe ik al mijn energie stop in de taak van de dag die ik voor mij zie. Ik hoor me mijzelf toch weer verantwoorden, voor het feit dat ál mijn energie gaat zitten in dat lopen, met Lewis. Dok zei het van de week treffend wat dat betreft, meneer Ehlers Danlos is er nog, de problemen met mijn gewrichten zijn er nog, het is mijn omgang mét die veranderd is. En ik weet niet goed welk standpunt ik in deze kán, of moet innemen. Ik voel mijn schouders nog steeds subluxeren, ik voel mijn lijf, maar probeer mijn aandacht hier zo min mogelijk op te richten. Zonder de grens te overschrijden, al blijft dat voor mij een dingetje. Op het moment dat je je aandacht erop richt, is de pijn terug, zo werkt het écht. En dus heb je invloed, door je bewustzijn te sturen. En ik geloof écht dat ik de grootste problemen zelf kan overwinnen.

Maar dan moet ik wel af van dat woordje ‘maar’. Én van dat mezelf moeten willen verantwoorden.

Ik hoop dat mensen kunnen begrijpen dat ik midden in een proces zit. En dat al dat onbegrip, hoe goed bedoeld ook, mij niet helpt. Laat mij maar gewoon even gaan. Laat alle, hoe goedbedoeld ook, adviezen maar even. Ik moet zelf mijn weg vinden tussen wat wel kan, en wat niet. Maar ik móet mijn hoofd, en hart, vrij houden van twijfel, want die gaat mij niet helpen.

Om te kúnnen geloven, moet je eerst dúrven geloven. En dat gaat niet gepaard met moeten en maren. Dat kost tijd. Dok zag het goed, dankzij het team zorgverleners dat ik om mij heen heb verzameld, dankzij al die hulp, dankzij de hulpmiddelen die er zijn als ik ze wél nodig heb, dankzij dát kan ik het ook loslaten. Wetend dat mocht ik vallen, ik ook weer opgeraapt wordt. Noem het mijn vangnet.

Zie mij als de acrobaat, daar hoog boven in de lucht, op het slappe koord. Iedereen kijkt, ademloos, naar de toeren die ze uithaalt. De tanden op elkaar geklemd, hopend dat ze niet valt. Maar als ze zou vallen, dan is daar dat net, om die val te breken. En áls ze valt, dan klimt ze weer omhoog, om het nogmaals te proberen. Net zolang tot het lukt.

Eén ding is zeker, om te slagen, moet ze geloven. In zichzelf.

Bewijsdrang

Nu ik mezelf eens goed onder de loep neem, kom ik nogal wat dingen tegen die te maken hebben met mijn chronische ziek zijn. Of met mijn chronische pijn, beter gezegd, want ik heb mezelf nooit ziek gevoeld. Sterker nog, mijn gezondheid is prima. Ik heb een ontzettend goed immuunsysteem en daar ben ik zeer gezegend mee.

Maar pijn heb ik wel. Chronisch, acuut, verschillende varianten, die een flinke invloed op mijn leven hebben. En nu mag ik dit aspect van mijn leven onder ogen zien, ontleden. Wat zit eronder, erachter, en vooral, wat kan ik doen om het te helen? Want dat ik delen kan helen, dat weet ik zeker.

Ik heb al vaker benoemd dat ik verschillende cursussen volg en ook meerdere therapieën heb. Eén van die cursussen is van Jan Bommerez, oefeningen die jeugdtrauma uit je lichaam halen. Dat klinkt heel heftig, jeugdtrauma, maar de gebeurtenis an sich hoeft helemaal niet zwaar geweest te zijn. Het kind in jou heeft het echter wel als zodanig ervaren, en je lichaam heeft het opgeslagen.

Vorig jaar had ik fascia therapie, een therapie op het bindweefsel. Best logisch dat daar problemen zitten als je een bindweefselaandoening hebt, maar ik kon het niet verdragen. Mijn lijf sloeg volledig op hol. Mijn therapeut opperde dat hier weleens een jeugdtrauma aan ten grondslag kon liggen. Dingen die ik mij niet bewust kan herinneren, maar mijn lijf blijkbaar wel. Dingen waar ik mee aan de slag ben gegaan, en waar ik ook nog verder mee aan de slag moet gaan (wil gaan, want ik moet niks). Overigens heeft dit niets te maken met iets dat mijn ouders gedaan hebben, het woord trauma klinkt altijd zo zwaar, hen treft absoluut geen blaam. Niemand eigenlijk, laten we het maar bij levenslessen houden. Helemaal niet waar ik naartoe wilde, maar ik denk dat deze cursus voor veel mensen met chronische pijn iets kan betekenen, dus zie het maar als de tip van de dag.

Ik wilde toe naar een ander iets dat ik tegen kom onder dat vergrootglas, bewijsdrang. Ik weet niet of het in deze context wel het juiste woord is, maar ik weet geen ander. Ik bedoel het in de meest letterlijke zin, ik heb het gevoel altijd te moeten bewijzen dat ik iets mankeer. Het is best logisch, want ik heb natuurlijk, net zoals veel andere lotgenoten, te vaak gehoord dat ik me niet moest aanstellen. Dat ongeloof, zeker van artsen, heeft wel iets van trauma aangericht. Ik heb dus altijd het gevoel mezelf te moeten bewijzen. En dat botst met het traject waar ik nu in zit, mezelf helen.

Ik kan niet in het kort uitleggen hoe dat werkt, er zitten zoveel zijweggetjes in, zoveel mitsen en maren van mensen (die ik in mijn hoofd echt allemaal wel een keer gehoord heb). Dat uitleggen is onmogelijk, al hoop ik ooit hierover te kunnen spreken, als de tijd rijp is. Ik geloof met volle overtuiging dat ik álles kan helen, als ik afgerekend heb met die stemmetjes in mijn hoofd, want ik ben ze nog niet kwijt. Als ik iemand bijvoorbeeld hoor vertellen over een probleem in zijn of haar rug, dan voel ik direct de noodzaak om uit te leggen dat mijn rug op de scan ook niet zonder gedoe is. Vooral naar, voor en aan mezelf. En dat moet ik loslaten. Om mijn lichaam te vertellen dat het gezond, sterk en normaal functionerend is, moet ik gelóven dat het zo is. En dat gaat niet samen met de bewijsdrang. Ik moet daar dus van af.

Ik kan serieus pagina’s vol schrijven over hoe lastig het is af te komen van alle overtuigingen, overlevingsmechanismen en andere shit die we tussen onze oren hebben zitten (en direct daarmee trigger ik weer een ander puntje van frustratie). De medische wereld maakt ons zoveel dingen wijs die niet kloppen, die juist tegengesteld werken. Misschien doe ik dat ook nog wel, die pagina’s vol schrijven hierover. Misschien moet ik juist híer wel een boek over schrijven. Maar eerst moet ik dit oplossen. Eerst moet (mag) ik de bewijsdrang loslaten.

Om te kunnen helen hoef je niet eerst te bewijzen dat je echt wel pijn hebt, of hebt gehad.

Dit is vooral een pleidooi naar mezelf. Want om de pijn los te kunnen laten, mag ik de overtuigingen loslaten. Mag ik het feit dat ik pijn héb loslaten, hoe onzinnig dat sommige mensen ook in de oren zal klinken. Het helingsproces is voor iedereen anders, maar dat het kan, dat weet ik zeker. Wel jammer dat ik nog steeds het gevoel heb dat ik me ook moet verantwoorden voor precies dat proces. Ik zit dus nog steeds gevangen in het cirkeltje van mijn gedachten.

Een groot deel van dit alles zit echt tussen mijn oren. Maar de gebreken zijn echt, de scans bewijzen het.

Toch?

Balans

Mijn brein speelt een spelletje met mij en ik moet serieus mijn best doen om de touwtjes in handen te krijgen. Klinkt maf hè? En toch is dit precies wat er gebeurt. Ons brein werkt als een computer, het filtert op basis van wat we kennen. En laat dat nu juist niet de richting zijn ik uit wil. Dat veranderen vergt tijd, aandacht, bewustwording, inzicht en moed, want je moet alles van een afstandje durven bekijken en daar ook nog eens conclusies aan durven verbinden. Best eng, want niet alles is even leuk. Wel noodzakelijk, denk ik.

Dat brein van mij dus. Om het te begrijpen trek ik mij terug in de wereld van de boeken, de podcasts, ik laat mij onderwijzen. Kijk uren naar video’s, noteer en notuleer, mijn eerste notitieboek is bijna vol. Een tweede ligt te wachten op de eettafel.

Ik probeer een balans te vinden. Ik weet wat ik wil (gezond zijn!) en tegelijk word ik dagelijks pijnlijk herinnerd aan wat ik heb. Ik wil lopen, ik kán lopen, ik geloof dat ik steeds verder kan, maar hoe ga ik om met een lijf dat toch echt weer in strijd is met een aantal, laten we zeggen beperkende, omstandigheden?

Mijn eerste strategie was die van het negeren. Een oudje (het brein haalt alles wat het kent uit de kast om jou binnen je comfortzone te houden). Ik heb het jaren gedaan. Het is niet echt heel moeilijk, voor mij tenminste. Verstand op nul en stappen zetten. Pijn is te negeren, zeker als je de beschikking hebt over zware pijnstillers. Stap, stap, nog een stap. Tot de pijn zich echt niet meer aan de kant laat zetten. Ik kan heel goed gelóven dat iets werkt, maar moest ik niet ook luisteren naar mijn lijf? Val ik nu niet keihard terug in die kuil van me, die van het willen?

Wat is de achterliggende les hier?
Is het niet tijd die eens te leren?

Het blijft altijd weer terugkomen op balans. Ik ga van nul naar honderd in een seconde. Van niets naar alles en met een beetje pech ook weer terug. Het bekende patroon. Mijn brein lacht in haar vuistje, zoveel theorie opgedaan, maar praktisch weer niets geleerd. Comfortabel binnen het oncomfortabele.

Het is nog niet te laat, ik heb de kans om nú iets te veranderen. Ik moet op zoek naar de tussenweg. Zonder mijn geloof in die gezonde toekomstige versie van mezelf te verliezen, want ze bestaat, dát weet ik zeker. En dus vervolg ik mijn weg op het door mij ingeslagen pad, met echter een klein (waarin kleine dingen groot kunnen zijn) verschil. Ik hoef geen tijdsframe te hangen aan mijn gezondheid. Het komt als het komt. Stapje voor stapje. In het nu.

Terug in mijn stoel dus. Eerlijk gezegd was ik hem gaan haten. Gisteren keek ik hem aan, hij stond in de schuur, opgeladen en wel, alsof hij het wist. Ik sprak mijn twijfels uit. Overlegde met mezelf of ik nu weer eigenwijs ging doen, met alle gevolgen van dien, of gewoon maar weer ging zitten. Me liet rijden, achterover leunend. Ik koos voor het laatste, en dat was zeer zeker niet de makkelijkste optie.

Pijn voelt bijna comfortabel, het is wat ik ken, waar ik misschien onbewust stiekem wel naar verlang. Niet omdat het zo fijn is, maar omdat het zo herkenbaar is, voor mijn brein dus, en wat het brein kent, daar houdt het ons in gevangen.

En nu?

Nu zit ik dus weer. Een stapje (nou ja, stapje) terug, mijn lijf de rust gunnend.

Adem in en adem uit, zoek de ontspanning, een uitdaging die vele malen groter is dan ervoor gaan, met volle verwachting, om toch weer te stranden. Zoals gezegd, het brein weet wat het kent en doet er echt alles aan je daar te houden. Ik trap er niet in. Niet weer. Ik weet wat het wil en ik ga het níet doen.

Ik ga mijn rust vinden ín de rust. Ik breek uit mijn hokje en zal overwinnen. Ooit is dit heden een verleden, en loop ik gezond en wel, in het nu.

Zonder woorden. Het gebeurt me niet vaak, maar er zijn van die momenten dat woorden absoluut tekort schieten. Deze week zit vol van die momenten…

Waar te beginnen? Het begin was ergens vorig jaar, oktober om precies te zijn. Een telefoontje van mijn vriendin. We hadden elkaar al een tijdje niet gezien, zo gaat dat soms in een vriendschap. Zij had net een nieuwe baan, en een nieuwe liefde, dan lopen levens even niet synchroon en dat geeft niet. Er is tijd genoeg om de banden weer aan te trekken. Later. Denk je.

Het is een lang verhaal, dat zich afspeelde in slechts een paar maanden tijd. Ze was ziek. Ernstig ziek. Ze heeft ontzettend veel moeten doorstaan, maar ze vocht als een leeuw. Kuur na kuur bleef ze positief, het was nog geen tijd, ze was nog te jong.

Het valt je misschien al op, ik schrijf in de verleden tijd. Zo snel gaat dat soms, zo snel haalt het iemand in. Zaterdag werd ik gebeld, of ik haar nog wilde zien. Hoe doe je zoiets? Afscheid nemen, wat zeg je tegen iemand die gaat sterven? Iemand die slechts anderhalve week daarvoor nog vol vechtlust zat? Ik snap het volledig, de keuze te stoppen met de behandelingen. Een mens kan veel verdragen, maar er komt een moment dat het klaar is. En dat moment was daar. Zo kom je ‘gewoon’ op bezoek en zo sta je een week later aan iemands sterfbed.

Gisteren is ze overleden, 48 jaar jong. Mijn lieve, sterke, stoere vriendin. Ik heb een dubbel gevoel, het is beter zo. Het is goed. Ze heeft genoeg geleden, ze heeft rust. En tegelijk is daar natuurlijk dat andere gevoel. Dat gevoel dat je overvalt als je haar naam ziet in je whatsapp lijst. Die naam zal steeds verder naar onder zakken, er gaan geen berichten meer komen. Tenzij ze dat voor elkaar krijgt, ze heeft altijd gezegd dat ze zou komen spoken.

Op deze momenten word je met je neus op de feiten gedrukt, je moet genieten van het leven. Iedere dag je momenten kiezen. En we weten het allemaal, we vergeten het alleen in de dagelijkse beslommeringen. Leef nu. Geniet nu. Je weet nooit wanneer jouw tijd op is…

Lief vriendinnetje, tot ooit ❤️

Tijd

Een bijzonder iets, tijd. Niemand heeft meer dan dit moment, dan dit moment in het nu. Gisteren ligt achter ons, morgen is nog niet gearriveerd -niemand weet trouwens of morgen voor ons wel zal arriveren-, nu is wat we hebben en toch gaan we bijna achteloos om met dat nu. We leven in het verleden, of al in de toekomst. We vergeten het nu, vergeten te genieten, vergeten dat we nu belangrijke beslissingen kunnen nemen. Steeds weer opnieuw, want iedere seconde geeft ons een nieuwe kans.

Er is veel geschreven over het fenomeen dat tijd heet. Bestaat tijd echt of speelt alles zich altijd af in dat nu? Alles tegelijk, op dit moment, verleden, toekomst, heden, allemaal gaande terwijl ik dit typ. Gek idee, maar volgens de kwantumfysica precies hoe het is. Mensen zijn gebonden aan tijd, tijd is een cadeautje, of toch niet? Iedereen zal dit anders ervaren. De één rent altijd achter de tijd aan, voelt de druk, wil van alles, maar redt het nooit. De ander zit zijn tijd uit, kan niet wachten tot hij om is. En weer een ander leeft voor het moment. Leeft in het moment. Hopelijk genietend van dat moment.

Zondagochtend is de perfecte tijd voor dit soort filosofische gedachten. Kopje koffie in het zonnetje, leerzaam boek op schoot, dan schieten dit soort gedachten door mijn hoofd. Ik vraag me met enige regelmaat af of ik mijn tijd niet zit te verdoen. Schreef het al eerder, dat gevoel dat mijn leven gepauzeerd is. Daar waar ik dat -tot kort geleden zelfs- zag als een soort straf, vraag ik me vandaag af of het niet eerder een zegen is geweest. Al die uren, minuten en seconden die ik na heb gedacht, over mijn doel, over mijn leven als arbeidsongeschikte. De strijd die ik heb gevoerd, hoe ik dit alles zag als nutteloos, mezelf zag als nutteloos. Hoe mijn beeld over de wereld, de maatschappij is veranderd. Iedereen heeft een doel en niemand is nutteloos. De maatschappij ziet de dingen zo zwart/wit en slechts in een economisch perspectief. Er is meer dan dat, veel meer.

Mijn lijf stond op pauze, mijn hoofd draaide op vol vermogen door. Ik kijk niet langer door dezelfde bril naar deze wereld. Mijn blik richt zich meer en meer naar binnen, als daar alles klopt, vertaalt zich dat vanzelf naar buiten. Ze zeggen niet voor niets dat geluk niet gebonden is aan een plaats, je vindt het in jezelf. Ook zoiets dat je gaandeweg leert. Ieder op zijn eigen tijd.

Je leven kan zomaar veranderen, door een verrassende foto, een gelezen of geschreven gedicht, door de glimlach van een vreemde. Zomaar in een enkele seconde, compleet onverwacht. Maar alleen als je ervoor openstaat, in het nu. De toekomst is altijd onderweg, het verleden ligt voor eeuwig achter ons. Omarm het nu, bewust en aanwezig.

Minuten gaan voorbij, maar het nu duurt voor altijd voort.