Ik begin deze dag met een Libelle, ik lig weer eens achter met mijn zogenaamde lijfblad en moet nodig even bijlezen. Ik bevind mij ergens tussen kerst en Klaas, zie nog net geen foto’s van grote, mooi gedekte kersttafels vol perfectie en lees nog grappige kinderweetjes over Klaas.
Ik heb niet zoveel met kerst meer en nog minder met Klaas, dus beide sla ik over. Daarbij is het geweest, is het gelukkig januari en mag ik weer gewoon normaal doen. Heerlijk!
Ik lees met wat meer interesse een artikel over het aangeven van grenzen. Qua ergernis en irritatie in dit geval, niveautje collega die teveel praat (goh, denk zomaar dat ik dat type collega was) en harde muziek in de trein. Hoe ga ik om met asociaal gedrag, dat werk. Ik lees dat je beter je mond open kunt doen dan als een boer met kiespijn, met de ogen rollend, te zwijgen. Ik ben meer type botte boer die alles benoemt, dus dat probleem heb ik niet. Ik hoor wel dat mensen mij soms te direct schijnen te vinden. Ach, ik ben te oud voor zinloos meepraten, die tijd heb ik gehad. Ik gooi er meestal gewoon uit wat me dwarszit. Ik hoop op een niet te vervelende toon, al weet ik dat er mensen zijn die mij en mijn soms ietwat beterwetende toon uitermate vervelend en irritant vinden. En ja, ik kan ontzettend irritant zijn, zoveel zelfkennis heb ik nog wel.
Ik lees in deze Libelle (niet psycholoog magazine, maar meer psycholoog in mini magazine) over een compleet nieuwe toon, de spinazietoon. Kende jij hem al? Het schijnt de toon te zijn waarop je iemand hardop (ja, het moet wel hardop zijn) toefluistert dat hij spinazie tussen zijn tanden heeft. Ik frons mijn wenkbrauwen, ik heb hem nog nooit gehoord, die toon. Nou eet ik ook nooit spinazie, dus misschien is dat het, maar hardop fluisteren, hmmmm.
Ik ben niet zo goed in dat fluisteren. Samenzweerderderig ook nog, lees ik, alsof we een geheimpje delen. Hey, pssst, ik vind jou nu even niet zo aardig, je leest me de les, kappen daarmee graag. Door dit toontje aan te slaan kun je je ook iets fermere taal permitteren. ‘Hey klojo, even dimmen’. Maar wel hardop gefluisterd. Ik fluister ofwel te zacht, of roep het hardop. Ik associeer fluisteren eigenlijk sowieso niet met iets positiefs. Als je het niet hardop kunt zeggen is het zelden aardig. Of het sluit mensen buiten, laat duidelijk voelen dat dit niet voor hun oortjes bedoelt is (het handgebaar dat bij dat fluisteren hoort draagt daar ook aan bij, de hand naast de mond), het voelt als, en is vaak ook, roddelen. Ik ben er geen fan van, al zal ik het zelf vast weleens gedaan hebben. Waarschijnlijk om een geheimpje te delen, over een ander, dat niet voor andermans oren bedoeld was, oh toch roddelen dus. Niet kwaadspreken, dat doe ik gewoon hardop, als mensen er niet bij zijn, hoef ik ze ook niet te storen.
De spinazietoon, hij was nieuw voor mij. Ik moet eerlijk zeggen dat ik een psycholoog die me dit advies zou geven niet echt serieus zou nemen. Ik denk namelijk dat een tikje op iemands arm en dan een gebaartje richting voortanden maken veel effectiever is, iets dat minder mensen ongemakkelijk maakt ook nog. Ik zou je dan ook adviseren niet al teveel waarde te hechten aan het advies. En als je ooit over mij wilt roddelen, doe het dan vooral als ik daar niet bij ben en niet op de spinazietoon. Of gewoon recht in mijn gezicht, dan doe ik dat bij jou ook.
Foto Pixabay







