Vandaag een jaar geleden, voor de vierde keer naar de dokter, kreeg al een week geen lucht en zag inmiddels blauw. De verdenking was een longontsteking (eh die was gesignaleerd op de röntgenfoto), maar ik bleef er behoorlijk veel pijn bij houden en om nu een smurfengezicht te houden leek me ook niet goed. Ik kon niet overeind zonder als een vis op het droge naar adem te happen, dus stuurde de dok mij door naar de spoedeisende hulp. Best interessant, niet zo chaotisch als bij mijn favoriete ziekenhuisseries, maar toch indrukwekkend. Ik werd direct aan de meetapparatuur gehangen, bleek tachycardisch (zo’n term die ik dan weer uit de beruchte series kende) en kreeg tal van onderzoeken: hartfilmpje, foto’s (röntgen hè), er werd een lading bloed afgetapt, slagaderbloed (fijne prik…), alle toeters en bellen. En ik keek het aan met een blik van ‘geef me andere antibiotica en dan kan ik weer naar huis’, totaal onwetend van wat me boven het hoofd hing…
Een opname volgde (ik maakte mij drukker om het feit dat ik geen fatsoenlijk nachthemd had (moeders vond dat je zoiets altijd achter de hand moest hebben, praktisch én van de oude stempel)) dan wat er aan de hand was. Ik kreeg een infuus (en nog een want de eerste was niet geschikt voor de contrastvloeistof) en werd op een bed gepleurd op de afdeling opname. Er werd gezegd dat ik door de CT scanner moest (ok, toen was er even stress in mijn koppie want daar kunnen ‘enge’ dingen uitkomen). Ik werd in een leenrolstoel gezet (mocht gek genoeg niet in mijn eigen) en het grote wachten begon. Hijgend als een molenpaard, want zittend kreeg ik dus geen lucht. Na een half uur werd ik opgehaald door de ‘logistieke man’, zij vervoeren met scannerplanner mensen van A naar B in het ziekenhuis. Door de scan en naar de wachtkamer, alwaar ik door het logistieke team weer zou worden opgehaald. Rolstoelen als een treintje achter elkaar. Iedereen werd opgehaald, maar ik bleef in de rij. Uiteindelijk iemand aan z’n jas getrokken en wat bleek, ik was zoek in het systeem. Ik zweefde ergens tussen scannerplanner en bed in de duistere ruimte der wachtenden. Ik lag in bed, maar ook weer niet; nee, ik zat nog als eenzame reiziger in de trein, alleen…
Wat een treurnis 😉, gelukkig was ik ‘terecht’, maar nog niet in het systeem. Inmiddels waren er drie man met mij bezig en werd ik terug naar bed geëscorteerd, prettig, want al liggende kreeg ik weer lucht én praatjes. De arts (een broekie, 20 jaar jonger, goh dan voel je je ineens een oude doos hoor) kwam aan mijn bed met een toch serieus gezicht, niet lachend om mijn grapjes. De uitslag van de scan was heftig, een flink aantal longembolieën, een klein longinfarct én een longontsteking, mijn droge commentaar ‘goh ik ben dus driedubbel de lul…’. Ja, dat was ik, maar ik zou ik niet zijn als ik er niet beste van zou maken, geen stress, het komt wel goed.
Ik ontmoette mooie mensen, een man die toen hij naar huis mocht mij een hand kwam geven en exact hetzelfde zei als Rob altijd: ‘pas goed op jezelf’ (Rob, mijn spiergoeroe, slachtoffer van MH17), en eraan toevoegde ‘jij weet wat ik bedoel’. Kippenvel, een groet van boven.
De volgende dag werd ik overgeplaatst naar de longafdeling, geen fijne afdeling om te zijn. Één groot hijgparadijs, niet op de ‘goede’ manier. Benauwdheid is vreselijk en hier lagen allemaal vissen op het droge, hijgende herten, rochelend en wel, brrr. Ik prijsde mij gelukkig, zo erg was ik er niet aan toe (pas een half jaar later bij het zien van de scan werd mij duidelijk hoe beroerd ik er wél aan toe was). Ik ontfermde mij als engel (zijn woorden) over mijn buurman, serieuze gesprekken, diepe gesprekken, het leidde af van mijn eigen situatie, ik blijk toch een struisvogeltje. Gelukkig kregen ze mijn bloedwaarden onder controle en kwam ik er goed vanaf.
Levenslang heb ik wel, de ‘vampire squad’ zoals ik ze noem (trombose dienst) blijft, één- of tweewekelijkse controle al een jaar lang en daar kom ik niet meer vanaf. ‘Gelukkig loop ik geen marathon’ grapte ik tegen de longarts (die bij de controle een of ander zwaar gedeprimeerd persoontje verwachtte nadat hij mijn dikke dossier had doorgewerkt). Dat de meds toch ook wat nadelige effecten konden hebben grapte ik ook weg; ‘de kans dat ik van mijn fiets flikker is niet zo groot’ en ‘mijn rolstoel staat redelijk stevig’.
Vandaag een jaar verder, ik sluit weer een hoofdstuk af, na een jaar wéér soort van revalideren, je lijf heeft toch weer een flinke klap gehad, maar het blijkt sterk. Ik ben er nog, ik realiseer me dat ik geluk heb. Met de mensen om me heen, die best wat te verstouwen krijgen, ook voor hen was het schrikken. Ik prijs mij gelukkig, want al is en blijft mijn lijf kneuzerig, ik lééf, ik mag zijn en ik mag er zijn!
verleden voorbij
ingehaald door het heden
toekomstverwachting