Ik heb hier al vaker over geschreven, het gevoel aan de zijlijn van het leven te staan. Gek genoeg kwam het beeld zojuist op mijn netvlies te staan. Een beeld verscheen voor mijn ogen terwijl ik hier lag te luisteren naar een mooi nummer over vrij zijn. Een beeld van het Kruidvat (vraag me niet waarom) in een drukke winkelstraat. Het rode bord, de ingang en ik zat ertegenover, in mijn rolstoel, ik zat erbij en keek ernaar…
Hoe zeer ik ook mijn best doe, hoe ik ook probeer gewoon deel te nemen aan activiteiten, hoeveel ik ook doe, over mijn grenzen dender, nooit hoor ik er meer echt bij. De wereld draait langs me heen, mensen gaan naar hun werk, kinderen naar school, vrienden vieren het leven met dagjes uit, avondjes uit. Uiteindelijk komt het neer op het feit dat mijn fysieke grenzen niet passen bij de wereld en ja, soms heb ik daar moeite mee.
Iedereen kent het, een week of twee eruit door de griep, pijn in je rug, een dag of wat ziektewet. Soms duurt het iets langer, ben je een paar weken of zelfs maanden uitgeschakeld. Even voel je het, voel je dat je opschuift naar de lijn die langs de doordraaiende wereld loopt. Verlang je naar het ‘normale’ leven dat je zo verfoeide toen je er middenin zat. Tot je weer beter bent en je oude leven weer op kunt pakken.
Ik bevind mij inmiddels al acht jaar aan de zijlijn. Er is geen zicht meer op dat ‘normale’ leven. Niet dat een leven als niet langer werkende niet normaal is hoor, maar als je je dagen ook niet in kunt vullen met zinnigheid schuif je over de lijn. Meestal ga ik gewoon mijn gang, ik verveel me zelden. Ik heb genoeg omhanden, als het lijf het toelaat. Maar soms overvalt het gevoel me dat het er allemaal niet toe doet. Dat ik mij soort van gescheiden voel door een ondoorzichtig, maar dunne sluier, dat ik mij aan de andere zijde van de rest bevindt. Vergeten, buiten de tijd gezet.
Het klinkt wat melancholiek, het klinkt ronduit triest en toch word ik soms overvallen door dat gevoel. Ik kijk toe, gezeteld naast het fietsenrek. De mensen lopen langs mij op en kijken over me heen. Op weg naar huis, naar hun werk, nog even een snelle boodschap. Ik word overvallen door een soort bewegingsonscherpte, het leven gaat snel, de wereld draait snel, de tijd vliegt. Terwijl hij soms als in vertraagd langs mij heen draait, de wereld gaat aan mij voorbij, raast langszij, grenzenloos mijn grens voorbij…