Met de komst van Lewis (onze hond) word ik gedwongen beter na te denken over mijn grenzen. Ik moet er namelijk zijn voor dit hondje, hij heeft mij nodig. Langzaam past mijn schema zich aan aan dat van hem (of is het andersom). We nemen samen rust en eigenlijk is dit beter voor mijn dagindeling. Eerder verschoot ik mijn kruit namelijk ‘s morgens en lag ik de hele verdere dag op apegapen. Nu speel ik even met Lewis en duik daarna even mijn bed in. Ik verdeel mijn dag dus een stuk beter.
Dat klinkt geweldig, nu ik mijn dagindeling beter voor elkaar heb zal ik vast meer kunnen toch? Helaas, zo werkt het niet. Ik heb mijn agenda grotendeels leeggemaakt om me met Lewis bezig te houden. Ik wil deze socialisatie goed aanpakken, ik neem hem dus overal mee naartoe. Ik ben de afgelopen week al meer buiten geweest dan in ik denk de drie maanden hiervoor. Ik vind het heerlijk weer een beetje mee te doen! Mentaal voel ik me ‘on top of the world’, fysiek is een iets ander verhaal.
Anderhalve week geleden hebben we een vergadering gehad van Facing, dit hakt er fysiek altijd nogal in, een dag zitten is niet zo mijn ding. De dag erna had ik een high tea op het programma staan met mijn vriendin die ik niet zo vaak zie. Ik keek ernaar uit, het was gezellig, maar halverwege stortte ik in, letterlijk. Mijn vriendin zag het gebeuren, ik veranderde in een zielig hoopje ellende. Hield me overeind aan de tafel, maar kon slechts nog trillend heen en weer schommelen. We hebben de boel in laten pakken en zijn naar huis gegaan, waar ik allesbehalve sierlijk neerstortte op mijn bed.
Ik kan niet wachten tot de lente zijn intrede doet. Ik kijk uit naar hele stukken rollen met Lewis aan mijn zijde. Naar mijn boekje en de tuin, naar de zon. Zover is het echter nog niet, ik leef nu en moet het doen met storm, buiten en in mijn koppie. Het gekke is dat ik aan de ene kant rust vindt in mijn meditatie en daarmee in mijn hoofd, terwijl het aan de andere kant stormt in het koppie. Ik wil zoveel, maar mijn lijf is in staking, ik ontkom blijkbaar nooit aan het ‘winterslaap’ gevoel.
Mijn grenzen en ik, ik en mijn grenzen. Ik ken ze, ik leer ze kennen. Ik verken ze, herken ze, erken ze (soms). Ik leef met ze, naast ze en tegen ze. Ze houden me in hun greep en ik hou hen in mijn greep. Erop en erover, soms krijgen ze me eronder, voor even dan. Het zijn en blijven mijn grenzen en ik zal ermee moeten leven…
