Ieder jaar, iedere maand, eigenlijk iedere dag, telkens is hij er, de angst om het verkeerde te doen, de angst teveel te bewegen, de angst te weinig te bewegen. Ik dwing mezelf de trap op te lopen, met protesterend lijf, maar ik moet toch iets blijven bewegen? Als ik steeds de traplift neem gaat mijn conditie achteruit. En dan hebben we het niet over de verkregen conditie voor hardlopen of ander soort training, maar over de basisconditie; het bestaansrecht van je lichaam, de voor de meeste mensen zo ‘for granted’ genomen basisfuncties van ons systeem, de voor iedereen broodnodige machine, je hart, je longen, je spieren…
Ik blijf in gevecht, mentaal is dat. Ik weet wat het vele liggen met mijn spieren doet; door de rolstoel, door het liggen verschrompelen mijn spieren. Na het vier jaar volgen van dit strakke stramien van weinig bewegen heb ik eindelijk mijn vroeger zo gewenste ‘modellenbenen’ (mijn benen leken meer op die van een schaatser, aan de forse kant), enige nadeel is dat de catwalk lopen er niet meer mee lukt (en zittend oogt het toch nét iets anders).
Spieren zijn niet gemaakt om niet te gebruiken en hoe hard ik ook mijn best doe de boel op orde te houden met de minieme liggende oefeningen, het weefsel zakt als een plumpudding in elkaar (met mij erbij). Had ik de Quasimodo houding door hard trainen vaarwel gezegd is hij er toch weer ingeslopen (dit constateerde ik laatst toen ik geconfronteerd werd met een blik in de ruit van de achtertuin). En hoe aardig Quasimodo ook zal zijn geweest, het stemt mij triest, ik wil ook graag fier rechtop zitten, zeker in een leuke zomerjurk! Borstjes vooruit (zoals Marijke Helwegen pleit) is voor mij echter niet zo eenvoudig; niet dat mijn voorboeg nu zo enorm zwaar weegt, maar omdat mijn rugspieren de voorkant niet helemaal meer omhoog getrokken krijgen.
Trainen dus, in mijn hoofd leg ik een complete workout ‘bootcamp style’ af, maar in het echie krijg ik mijn voeten nog geen vijf keer van de grond zonder dat mijn benen op een trillende gelatinepudding lijken (geen zorgen, ik ben gezegend met een enorme portie eigenwijzigheid, dus blijf stug proberen op z’n tijd). Het blijft botsen, neem ik de trap, zijn mijn knieën boos, neem ik de lift, gaat m’n hoofd in protest, ik voer dagelijkse discussies op hoog niveau met mijn coach (laat die zich nu in mijn koppie bevinden) en de mensen om mij heen. Ik moet mezelf bedwingen naar de mediamarkt te rijden met bus en rolstoel om een crosstrainer aan te schaffen (ze zien me aankomen in mijn Alex 😉), al wel honderd keer heb ik bewezen dat mijn gewrichten het niet aankunnen en toch moet ik alle zeilen bijzetten om mezelf in toom te houden.
Linksom of rechtsom faal ik dus, ik faal als ik train en ik faal als ik niet train. Mooie uitdaging voor alle therapeuten, het is de angst voor de realiteit, waar geen ontsnappen aan is. De angst voor een realistische achteruitgang, beide opties een no-go. Je doet wat je kunt en kunt niet wat je (toch) doet. De vlag blijft in de kast, want slagen is zakken. Dus train ik maar met een halve stok én een vlag, gewoon omdat die erbij hoort en daarmee ben ik toch soort van geslaagd 😉.