Het houdt mij bezig, de vergankelijkheid van ons mensen, van bloemen, van alles eigenlijk. Van de week werd ik constant met mijn neus op de feitjes gedrukt, het overlijden van de moeder van mijn vriendin drukte er in deze ook een stempel op. Te jong, te vroeg, maar na jaren van ziekte gun je iemand de rust. Ik kende haar niet, toch zit ze in mijn hart, om haar dochter, door haar dochter. Het leven is eindig en juist dat geeft het leven zin.
Vergankelijk, mijn lijf maakt me dat al jaren duidelijk. Ik oog niet naar mijn leeftijd (zeggen mensen althans vaak), maar qua fysiek compenseert dat aardig, mijn lijf voelt soms als dat van een hoog bejaarde (denk ik want deze status moet ik eerst maar zien te behalen). Deze week is het weer raak, teveel gedaan, dus opstand in lijf en leden (en in het hoofd want ik ben zo opstandig als een peuter in de peuterpubertijd). Ik loop weer als een pinguïn, eh ik hobbel dus met pijn in mijn knietjes en brand in mijn wiebelende heupen. Een jaarlijks terugkerend tafereel.
Wat mij helemaal doet denken aan vergankelijkheid is het feit dat de eerste opvliegers zich in mijn leven hebben geïntroduceerd. Waar ik het eerder afdeed met mijn dysautonomie, zijn dit toch echt de eerste tekenen dat ik mij bevind in een periode van overgang (ik vermijd het echte woord ‘overgang’). Vergankelijkheid, ook ik ben vergankelijk. Het verandert niets en tegelijk verandert het alles. Mogelijkheden die ik al niet meer had en nu toch echt binnenkort niet meer heb. Een ouder wordend lijf, niets anders dan ik al lang gewend was en toch went het nooit.
Als we dan toch in deze trant denken maak ik het af op een andere manier. Sinds kort doe ik mee aan een 365 dagen challenge (Pics by Zigs mocht je het willen volgen), elke dag maak ik een foto en ik heb mij gestort op de vergankelijkheid. Ik fotografeer de bloemen in hun vergane glorie. Ik zoek de schoonheid in de vergankelijkheid, want iedere fase heeft zijn eigen schoonheid. Als je hem maar wilt zien…